A. Overschrijding van het zoutgehalte bij hoog wa ter te Ouddorp in dagen per zomerhalfjaar mei- oktober. B. Overschrijding van de Rijnafvoer bij Lobith. PERIODE 1955t/m1960 \\PERIODE 1901t/m1950 N ZOUTGEHALTE TE OUDDORP IN T'JDENS H W mei-oktobe r) De menging met zeewater gedurende de rondstroming is dan voldoende om het zout gehalte te laten stijgen tot waarden, die gemiddeld groter zijn dan 25%o. Bij afvoeren groter dan 2500 m3/sec. komt echter zoveel zoet water door het Haringvliet tot afvloeiing dat de menging tijdens de rondstroming onvoldoende is om het zoutgehalte te laten stijgen tot waarden groter dan 25%o. Voor de oestercultuur is van belang hoe vaak de situatie zodanig is dat de zoutgehalten bij Ouddorp lager zijn dan 25%o. In verband hiermee zijn de HW-zoutwaarnemingen te Ouddorp statistisch bewerkt. Daar in de winterperiode de toevoer van grote hoeveelheden zout water niet essentieel is voor de oestercultuur is bij deze bewerking slechts de periode beschouwd waarin de watertemperatuur hoger is dan 10° C. Uit temperatuurwaarnemingen bleek dat dit het geval was in de periode van 1 mei tot 31 oktober. In de tweede helft van april kan de temperatuur boven 10° C stijgen, doch de dag waarop dit geschiedt verschilt sterk van jaar tot jaar. In verband hiermee is de maand april geheel buiten beschouwing gelaten. In de figuur is de onderschrijdingskromme gegeven voor het HW-zoutgehalte te Ouddorp in het zomerhalfjaar, die verkregen is uit de zesjarige waarnemingsperiode 1955—1960. Uit deze figuur blijkt dat gedurende de 183 dagen in het zomerhalfjaar het zoutgehalte van 25%o op gemiddeld 41 dagen werd onderschreden. In de volgende figuur is de overschrijdingskromme van de afvoeren van de Rijn weer gegeven, eveneens voor het zomerhalfjaar, zowel voor de periode 1955—1960 als voor de 50-jarige periode 1901—1950. Uit een vergelijking tussen deze beide overschrijdingskrommen blijkt dat in de zesjarige periode de afvoeren groter dan 2500 m3/sec. relatief minder fre quent zijn voorgekomen dan in de 50-jarige periode. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de zesjarige periode hogere zoutgehalten zijn voorgekomen bij Ouddorp dan gemiddeld over een lange periode verwacht kunnen worden. Gebruik makend van de afhankelijkheid tussen de Rijnafvoeren en de zoutgehalten is de onderschrijdingskromme voor de zoutgehalten bij Ouddorp voor de zesjarige periode ge transformeerd naar een onderschrijdingskromme voor een 50-jarige periode. Op de hogere zoutgehalten is de invloed van de afwijkende Rijnafvoeren in de zesjarige periode gering. Voor de kritische grens van de oestercultuur bedraagt het verschil slechts vier dagen. Ge middeld zal over een lange periode gedurende 45 dagen per zomerhalfjaar het zoutgehalte van 25%o worden onderschreden. De zeer lage zoutgehalten zullen echter aanzienlijk fre quenter voorkomen dan uit de zesjarige periode volgt. Zo zal b.v. een zoutgehalte van 208

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 42