centreerd in de inham ten oosten van deze plaats. De waterkering zal dientengevolge ter plaatse niet ernstig worden aangevallen. Het genoemde punt leent zich derhalve zeer goed voor een aansluiting. Ten westen van West-Repart zijn de oevers niet steil en bovendien beschermd door strand- hoofden, bezinkingen en bestortingen. Kiest men een tracé dat nog verder westelijk ligt dan wordt de situatie in grondmechanisch opzicht minder gunstig, terwijl de kosten van aanleg van de dam als gevolg van de grotere lengte en de minder goede ligging belangrijk hoger worden. Bij de aansluiting aan de noordelijke oever gelden soortgelijke overwegingen in veel min dere mate, daar de sluitgaten aan die zijde voldoende ver van de oever van Goeree ver wijderd liggen en anderzijds grondmechanisch geen bijzondere complicaties zijn te ver wachten. Teneinde een indruk te krijgen van de werkbaarheid ter plaatse van de bestudeerde tracé's werden langs de geulen met behulp van een drijvende baak golfmetingen verricht. Uit deze metingen is gebleken dat de golfhoogten die voor de werkbaarheid bepalend zijn in het beschouwde gebied weinig van elkaar verschillen. Voor de waterhuishouding is het van belang dat de aansluiting zover mogelijk zeewaarts wordt gemaakt, opdat de 'zoute' kustlijn over een zo groot mogelijke afstand door een 'zoete' wordt vervangen. Dit vooral in verband met het feit dat de polder Schouwen een laag polderpeil heeft, het zandpakket in het gedeelte van de Langendijk een sterke door- latendheid vertoont en het zoutgehalte van het grondwater in deze polder bovendien zeer hoog is. Ook de omstandigheid dat da'n het oppervlak van de boezem wordt vergroot is voor de waterhuishouding een punt van betekenis. Tussen de tracé's I en IV ligt een areaal van water en zandplaten dat ruim 1200 ha groot is. Bij keuze van het tracé IV zou de Langendijk buiten de afsluiting vallen. Deze dijk zou in dat geval op 'deltahoogte' moeten worden gebracht. De kosten van een dergelijke ver zwaring zullen, gezien de omstandigheden waarin deze waterkering verkeert, vrij grote bedragen vergen. Bij de meer westelijke tracé's zal een dergelijke verzwaring achterwege kunnen blijven en kan de Langendijk als tweede waterkering dienen voor de bescherming van de laaggelegen polder Schouwen. Een verder voordeel dat verkregen wordt bij keuze van een der meer westelijke tracé's is dat de werkzaamheden ten behoeve van de afslui ting zullen beginnen met de aanleg van damvakken op de Middelplaat en de Kabbelaars- bank. Dit brengt mee dat de Langendijk in een vrij vroeg stadium in de luwte van deze damvakken zal komen te liggen en daardoor van zware golfaanval zal worden ontlast. De bestaande toestand van de waterkeringen langs de kust van Goeree is op de keuze van het tracé van weinig invloed geweest. Ook wat de wegaansluitingen betreft voldoet tracé I het best aan de gestelde eisen. Men is er nl. van uitgegaan dat de afstand tussen de dam door het Brouwershavensche Gat en die door de Oosterschelde zo kort mogelijk behoort te zijn, ten eerste in het belang van het verkeer en ten tweede in verband met de recentelijk uitgevoerde herverkaveling op Schouwen. Op Goeree dient de afsluïtdam zo goed mogelijk aan te sluiten op het gedeelte van de dammenweg over dit eiland, dat grotendeels buitendijks is ontworpen op de zuide lijke slikken. Het voordeel van het eerste tracé is dat hierbij gemakkelijker bogen met grote stralen kun nen worden toegepast dan bij de drie overige. Voor de Grevelingenboezem achter de afsluiting is het recreatie-aspect van bijzondere betekenis. Ook hiervoor is het wenselijk dat een zo groot mogelijke oppervlakte aan water en zandplaten binnen de afsluiting wordt opgenomen. De Planologische Dienst in Zeeland 187

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 21