De betekenis van het Deltagebied als natuurgebied
Deltagebieden zijn in de meeste gevallen bijzonder rijk aan planten en dieren. Dit is o.m.
een gevolg van de grote verschillen in natuurlijke gesteldheid die men in deze gebieden
aantreft. Men vindt er land en moeras, diep en ondiep water, in de meeste delta's boven
dien zoet water en zout water, voorts gedeelten die onder invloed staan van de getij
beweging dan wel stilstaand water bevatten.
De combinatie van deze factoren maakt dat vele planten- en diersoorten en een groot
aantal individuen in de delta's levensmogelijkheden vinden.
De grote biologische rijkdom ook van het Nederlandse Deltagebied blijkt in de planten
wereld, zowel als in die van de lagere dieren, alsook van vissen en vogels. Het is bekend
dat onze delta vooral wat de laatste categorie betreft over een grote verscheidenheid
beschikt, leder jaar broeden hier tienduizenden paren broedvogels van velerlei soorten;
in herfst en winter zijn de wateren en kustmoerassen van de Zeeuws-Zuidhollandse stro
men doortrekgebied, fourageterrein en overwinteringsplaats voor honderdduizenden voor
al water- en moerasvogels. In strenge winters is het Deltagebied bovendien een toevluchts
oord voor watervogels die elders door sneeuw en ijs zijn verdreven.
Sedert het moment dat plannen zijn opgesteld ter afsluiting van zeegaten in het zuidwes
ten hebben Nederlandse biologen er bij verschillende gelegenheden de aandacht op ge
vestigd dat het hier gebieden betreft die voor het natuurwetenschappelijk onderzoek van
grote waarde zijn. De studie van flora en fauna van deze gebieden is van dat ogenblik af
met nog groter kracht ter hand genomen dan tevoren geschiedde. Men wenst immers de
gelegenheid om observaties te doen op terreinen die over enige tientallen jaren als ge
volg van de afsluitingen grondig van karakter zullen zijn veranderd tot het laatst toe te
benutten. Bovendien kan alleen op grond van wetenschappelijk onderzoek worden vast
gesteld wat er ook na de afsluitingen aan natuurgebieden behouden kan worden en op
welke wijze de in aanmerking komende terreinen het best beschikbaar kunnen blijven.
Verschillende instituten en instanties houden zich op dit moment met het genoemde bio
logisch onderzoek bezig. De belangrijkste daarvan zijn: de Afdeling Delta-onderzoek van
het Hydrobiologisch Instituut te Yerseke (men vergelijke het artikel Onderzoek van de
flora en fauna van het Deltagebied in het Driemaandelijks Bericht nr. 19), de Hydrobiolo-
gische Vereniging te Amsterdam, het Rijksinstituut voor Veldbiologisch Onderzoek ten be-
behoeve van het Natuurbehoud (R.I.V.O.N.) te Bilthoven en het Instituut voor Toegepast
Biologisch Onderzoek in de Natuur (I.T.B.O.N.) te Arnhem.
125