Over de wijze waarop het gedrag van de gereedgekomen sluizen kan worden bestudeerd
werd advies ingewonnen bij het Waterloopkundig Laboratorium. Het laatste heeft op zijn
beurt overleg gepleegd met verschillende waterstaatsdiensten, met het Instituut T.N.O.
voor Werktuigkundige Constructies (Iweco) en het Instituut T.N.O. voor Bouwmaterialen
en Bouwconstructies.
De responsiekarakteristieken van het bouwwerk en zijn onderdelen kunnen worden be
paald door middel van z.g. excitatiemetingen. Deze metingen worden uitgevoerd door het
desbetreffende constructiedeel met behulp van een excitator aan een ritmische schokbelas-
ting te onderwerpen. Een excitator bestaat uit een zwaar, excentrisch gemonteerd wiel dat
met een zekere gewenste snelheid rondgedraaid wordt en op deze wijze schokken of
stoten teweeg brengt.
De responsie van de schuiven b.v. zal worden vastgesteld door deze in tangentiële rich
ting evenwijdig aan de koorde periodiek aan te stoten in het ritme waarin de stootbelas-
ting verwacht wordt. Deze metingen zullen plaatsvinden bij verschillende standen van de
schuiven, zowel wanneer de sluis is drooggezet als wanneer zij met water is gevuld. In
dit laatste geval zullen metingen bij verschillende waterdiepten gedaan worden.
De krachten in het hefwerk zullen worden gemeten met behulp van rekstrookjes, de verti
cale bewegingen van de schuif met versnellingsmeters. Om financiële redenen wordt slechts
één sluisgedeelte volledig doorgemeten. Hiertoe wordt op de zich daarin bevindende
schuiven een zestal versnellingsmeters aangebracht, waarvan drie aan de zeezijde en drie
aan de rivierzijde. Evenzo zal de waterdruk op de schuifbeplating met behulp van druk
meters aan zee- en rivierzijde gemeten worden. De in de steunarmen optredende krachten
zullen van daarop geplaatste rekstrookjes worden afgelezen. De nablaligger zal in het
midden op de rijvloer in horizontale zowel als verticale richting aan een schokbelasting
onderworpen worden, waarbij weer gebruik zal worden gemaakt van een scheepsexcitator.
Deze metingen zullen plaatshebben bij verschillende standen der schuiven, zoals b.v. beide
schuiven rustend op de vloer, beide enigszins geheven, voorts alleen de schuif aan de
rivierzijde boven water en uiteindelijk ook beide schuiven volledig geheven.
Het meetprogramma ter bepaling van de responsiekarakteristieken van de uitwaterings
sluizen zal reeds vóór en tijdens het opruimen van de ringdijk van de bouwput een aan
vang nemen. De apparatuur die hiervoor nodig is kan daarna geheel ten nutte worden
gemaakt aan latere metingen onder bedrijfsomstandigheden. Wat deze laatste betreft zijn
twee hoofdgroepen te onderscheiden.
Bij de eerste groep metingen wordt een direct verband gezocht tussen de golfbeweging
en de belastingstoestand van de schuiven. Hierdoor verkrijgt men een controle op de
modelmetingen. Tevens kan verband worden gelegd tussen golfvorm en golfstoot. Naast
de golfdrukken op het vlak van de schuif zullen ook de krachten in de steunarmen ge
meten worden, waardoor inzicht wordt verkregen in de overbrenging van de golfbelasting
in de constructie en in de uitgebreidheid en spreiding van het belastingsoppervlak.
Voorts kunnen de krachten die in de nablaligger en het hefwerk zullen optreden bij ver
schillende standen van de schuiven worden gemeten en kunnen de reacties van de schuiven
en de krachten in het hefwerk bij het spuien met en zonder golfbeweging worden bepaald.
Hierdoor kan onder meer een controle worden verkregen op de modelonderzoekingen
met betrekking tot het trillen van de schuif bij het onderdoorstromen van water.
De tweede groep metingen heeft betrekking op het statistische karakter van de belastings
toestanden en de daardoor opgewekte spanningen in de constructie. Er wordt hierbij niet
gezocht naar een causaal verband tussen de verschillende grootheden, doch er wordt ge
tracht het statistisch karakter van verschillende belastingsvormen te analyseren.
Karakteristieke grootheden zijn in dit verband b.v. het golfbeeld voor de sluis, de kracht
118