Het aantal dagen dat in de periode 15 september- 15 maart van een gemiddeld jaar de waterstanden op het boezemmeer van de afgesloten Lauwerszee boven (I) en beneden (II) een bepaald peil komen. Het blijkt dat het al of niet inpolderen van gronden in de Lauwerszee op de loop van deze krommen weinig invloed heeft gemaal beschikt, kan dan nog rekenen op een berging op het meer van ruim 10 miljoen m3, overeenkomende met een schijf water tussen ongeveer 0,50 m beneden N.A.P. en N.A.P. (maalpeil). Dit wil zeggen dat het waterschap vrijwel onbeperkt zal kunnen pompen. Onder normale omstandigheden zal het voordelig zijn zoveel mogelijk water van Fries- lands boezem door vrije lozing via de voormalige Lauwerszee af te voeren. Berekeningen hebben uitgewezen dat bij deze kleine afvoeren het gehele gebied van de Friese boezem dikwijls via de voormalige Lauwerszee zal kunnen afwateren, dank zij de grote berging van het meer, de grote afvoercapaciteit van de sluizen in de afsluitdijk en de omstandig heid dat het waterschap Electra in de genoemde perioden slechts een gering gedeelte van de capaciteit van de sluizen zal gebruiken. In alle opzichten blijkt het derhalve voordelig dat een gemeenschappelijke Lauwerszee- boezem wordt gemaakt. De waterstanden op het boezemmeer zullen vooral afhankelijk zijn van de aanvoer uit het oude land en van de afvoer naar zee; neerslag en verdamping in het Lauwerszeegebied zelf zullen weinig gewicht in de schaal leggen. Wel zal het van invloed worden of er gron den in het meer worden ingepolderd. Wat de lozingsmiddelen in de afsluitdijk betreft had men de keus tussen uitwaterings sluizen of een gemaal. Voor uitwateringssluizen is de situatie bijzonder gunstig; door de aanwezigheid van het Lauwerszeemeer, een reservoir van ruim 2000 ha, vlak achter de sluizen is een ruime toestroming van water naar deze sluizen verzekerd. De afvoeren tij dens de sluisgang zullen dientengevolge groter zijn dan thans, nu men bij het spuien in zee afhankelijk is van kleinere sluizen en men, zoals reeds werd opgemerkt, zich moet aanpas sen aan het gemiddeld geringe verval. In de periode tussen de sluisgangen en ook tijdens het spuien zal het Lauwerszeereservoir uit het oude land weer worden aangevuld. Het voordeel van een gemaal is dat de waterstand op de Lauwerszeeboezem beter zou kunnen worden beheerst, op voorwaarde dat de capaciteit van het gemaal minstens 16000 m3/minuut bedraagt en dat de pompen zodanig worden ingericht dat zij ook tegen wisselende buitenwaterstanden in kunnen malen. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke inrichting, waarbij rekening moet worden gehouden met een sterke wisseling in de opvoer- hoogte en de capaciteit, het rendement van de pompen echter in ongunstige zin beïnvloedt Daar staat tegenover dat de waterstanden op de Lauwerszeeboezem op een zodanig laag peil zouden kunnen worden gehouden dat grote oppervlakten grond droogvallen, zonder 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 47