links Duinmeer rechts: Kluut gedeelten is uiterst afwisselend en vol botanische bijzonderheden. Daarnaast hebben de inlagen een internationale vermaardheid gekregen vanwege hun vogelrijkdom. Vooral de broedkolonies van sternen, kokmeeuwen en kluten zijn bekend. Minder bekend maar niet minder belangrijk is de functie van deze inlagen als pleisterplaats, fourageterrein en overtijingsgebied voor talloze watervogels en steltlopers. Als voorbeeld kunnen worden genoemd de inlage van Westenschouwen, die van Koudekerke, de beide inlagen ten oosten van Schelphoek, de Karrevelden en de andere inlagen van Schouwen, de inlage van Elle- woutsdijk op Zuid-Beveland en de kleine inlage aan de zuidzijde van Goeree. Andere binnendijkse wateren zijn de Deltameren, waaronder in dit verband verstaan wor den de wateren die door afsluitdammen van het buitenwater zijn gescheiden, zoals het Brielse Meer, de Brakmankreek en het Veerse Meer. Deze meren blijken zich tot waarde volle natuurgebieden te ontwikkelen. Vooral voor de vogelstand kunnen zij al spoedig van betekenis worden, op voorwaarde dat bepaalde daarvoor geschikte gedeelten, zoals eilanden en oeverzones, als natuurreservaat worden ingericht. 5. Buitendijkse moerasterreinen. Hiertoe behoren zilte kwelders met zoutminnende vege taties, vervolgens biezen- en rietgorzen aan de oevers van het brakke water en tenslotte biezen- en rietlandgorzen en vloedbossen in het zoetwatergetijdegebied. De zilte kwelders worden met name aangetroffen langs de Westerschelde, de Oosterschelde en ook de Grevelingen. Het verdronken land van Saaftinge en de schorre voor de Brakmanpolder behoren tot de belangrijkste van deze categorie. De biezengorzen zijn sterk ontwikkeld langs het Haringvliet en het Hollandsch Diep. De bedoelde strook begint bij Schele Hoek bij Stellendam en zet zich voort langs het Spui, Tiengemeten, de Ventjagersplaat en verder tussen Willemstad en Moerdijk tot de Sasseplaat bij Moerdijkbrug. Deze gorzen vormen het enige milieu in Nederland waar in de herfst en de winter telkenjare meer dan 10000 grauwe ganzen verblijven, nog afgezien van de andere ganzensoorten en de tienduizenden eenden. Oostelijk van de overgang van brak naar zoet water sluiten de riet- en biezengorzen en op hoger gelegen plekken de vloedbossen van de Biesbos en van de Oude Maas op de evengenoemde gorzen aan. Zowel de Brabantse als de Zuidhollandse Biesbos zijn zoetwatergetijdegebieden van grote biologische betekenis. De planten- en dierenwereld die hier inheems is bevat een aantal merkwaardige soorten, op een schaal als elders in West-Europa niet wordt aangetroffen. 129

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 19