In één geval is het gelukt de begroeiing langs chemische weg te verwijderen, nl. door te sproeien met een tweeprocents oplossing van dinitro-orthocresol. Voor de beoordeling van deze proef moet er echter rekening mee worden gehouden, dat toen het wier dood was de vorst inviel. In de hierop volgende ijsperiode is het vrij zwakke dode wier verdwenen. Het mechanisch verwijderen met schrapers of bezems leidde evenmin tot geheel bevredigende resultaten. Her voorkomen van begroeiing De in de inleiding vermelde proeven op de bouwput in het Haringvliet hebben geen posi tief resultaat opgeleverd, omdat de gebruikte hoeveelheden vergif te gering waren. Daarnaast zijn proeven genomen op verzinkte stalen plaatjes met afmetingen van 15 x 20 cm. Op deze plaatjes werden enige soorten bitumen, waarin vergiften waren mee- gemengd, aangebracht. Eén serie proeven werd gedaan met plaatjes op vijf stellingen, die geplaatst waren aan de mond van het Zuiderdiep voor Goeree. Deze stellingen hebben nogal te lijden gehad van de sterke aanzanding die plaatsvond, zodat hier geen resultaten zijn verkregen. Een tweede serie proeven werd genomen met een serie plaatjes aan de zuidzijde van één van de pijlers van de Baileybrug tussen de beide bouwputten in het Haringvliet. Oorspron kelijk hingen er 32 rekken met elk vijf plaatjes, waarvan echter één rek snel verloren is gegaan. Deze proeven hebben de volgende resultaten opgeleverd: a. het meemengen van vergif in asfaltemulsie is moeilijk, aangezien het zeer vaak voor komt dat de emulsie direct na het toevoegen van het vergif breekt; b. het meemengen van het vergif in warme spramex 180/200 levert weinig moeilijkheden op. Soms moet worden opgepast voor te heftig koken van het mengsel; c. zinkdimethyldithiocarbamaat heeft als vergif het beste voldaan. Het is zeer weinig op losbaar in water en werkt op de bitumen als bindmiddel. De hiermee behandelde plaatjes hebben ook in uiterst ongunstige omstandigheden hun asfaltlaag behouden. Een redelijke aangroeiwerende werking wordt pas bereikt als er 30-50% vergif wordt mee- gemengd in de asfaltbitumen. De prijs van de dichtingslaag wordt dan ongeveer 2,50 per m2 in plaats van ongeveer ƒ0,30 voor bitumen zonder vergif. Naast deze onderzoekingen in de natuur zijn ook in het laboratorium proeven gedaan om na te gaan welk vergif de beste werking vertoonde. Voor dit doel is het groenwier Blidingia minima gekweekt. Deze kweek is zo steriel mogelijk opgezet, teneinde eventuele schade lijke invloeden van bacteriën en schimmels tegen te gaan. De in de natuur voorkomende exemplaren hebben een lengte van 2-10 cm en een breedte van 0,5-2,5 mm. In de cultures komen echter exemplaren voor die tot 100 cm lang worden. De hechtschijf waarmee Blidingia minima vastzit is tamelijk groot en onder gunstige om standigheden is het mogelijk dat een losgescheurde hechtschijf zich weer opnieuw vastzet. Deze hechtschijf gaat over in de wierdraad, die een holle buis is met een wand van één celiaag dikte. Ook bij deze proeven bleek zinkdimethyldithiocarbamaat het meest effectief te zijn. 0,5 mg van dit gif in 30 ml water behoeft maar 24 uur in te werken om het wier te doden. De rang schikking in het celbeeld is dan onregelmatig geworden en het bladgroen (chlorophyl) is ontkleurd. De proeven die langs de Eendracht zijn uitgevoerd vertonen op het eerste gezicht gunstiger resultaten. Hier zijn op de bekleding van asfaltbeton proefvakken aangebracht waarbij als materiaal voor de opgesproeide dichtingslaag naast asfaltbitumen wegenteer is gebruikt. 122

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1963 | | pagina 12