A. Caissonsluiting van een diepe geul.
De drempelhoogte bedraagt 3A van de waterdiepte
B. Geleidelijke sluiting van een diepe geul.
De drempelhoogte is geringer dan 3A van de water
diepte
periode van de eigenlijke sluiting, nauwkeuriger gezegd gedurende die periode waarin de
damhoogte ongeveer 3A van de waterdiepte bereikt zal hebben. De grotere vrijheid die
men bij geleidelijke sluiting heeft in de keuze van het langsprofiel van de drempel, be
tekent dus dat deze methode voor diepe geulen voordelen biedt ten opzichte van de
caissonsluiting.
Voor minder diepe geulen blijft het echter veelal wel mogelijk om de ontgrondingen ook
bij caissonsluiting binnen de perken te houden. In dat geval bestaat er, behoudens de nog
niet besproken invloed van wervelstraten, gedurende de winter geen belangrijk verschil
tussen de beide sluitingsmethoden. Gedurende de eigenlijke sluiting kan dan de geleide
lijke methode in het nadeel komen ten opzichte van een sluiting met behulp van doorlaat-
caissons.
Hiermede is echter nog niet gezegd dat het verstandig zou zijn alle ondiepe geulen met
caissons te sluiten. Doorlaatcaissons vormen namelijk, ondanks de grote openingen die
hierin aanwezig zijn, toch een obstakel voor het stromende water. Als gevolg daarvan zul
len achter deze caissons wervelstraten ontstaan. Deze kunnen plaatselijk ontgrondingen
veroorzaken die aanzienlijk dieper zijn dan de in het voorgaande besproken ontgrondin
gen, welke uitsluitend een gevolg waren van het tweedimensionale stroombeeld achter de
drempel. Voor een goede aansluiting aan de oever vergen caissons verder altijd land-
hoofden met min of meer steile wanden. Ook deze landhoofden veroorzaken wervel
straten en kunnen aldus plaatselijk diepe ontgrondingen teweegbrengen. Bij de afsluiting
van het Veersche Gat ontstond op deze wijze ten zuiden van het oostelijk landhoofd een
gat dat dieper reikte dan N.A.P. - 30 m.
Ook bij geleidelijke sluiting zullen wervelstraten ontstaan. Daar heeft men echter gelegen
heid flauw hellende taluds aan te brengen, ook in de richting van de as van het sluitgat,
zodat de intensiteit van deze wervelstraten belangrijk kan worden beperkt. Hoewel het
modelonderzoek dat in dit verband wordt uitgevoerd nog niet is beëindigd, kan toch wel
reeds worden gezegd dat geleidelijke sluiting met betrekking tot ontgronding als gevolg
van wervelstraten aanzienlijke voordelen biedt boven de caissonsluiting.
De relatieve betekenis van deze voordelen zal echter van geval tot geval sterk verschillen
en onder bepaalde omstandigheden gering zijn. Ook in dit opzicht kunnen daarom geen
uitspraken in algemene zin worden gedaan. Met alle hem ten dienste staande middelen
71