afslibbare delen (85—95 Het materiaal bevindt zich in een vrijwel aaneengesloten ge bied, dat ongeveer van Oostmahorn af zich in noordoostelijke richting uitstrekt. Laag- dikten van meer dan 10 m zijn aangeboord. Potklei is een verzamelnaam, de term heeft geen geologische betekenis. Vermoedelijk is de benaming ontleend aan het feit dat enkele van deze kleien in pottenbakkerijen zijn gebruikt. Zomin over de wijze van afzetting als over de tijd waarin dit is gebeurd bestaat zekerheid. De potklei in de Lauwerszee is ver ontreinigd door sedimenten uit latere perioden, wat de analyse sterk bemoeilijkt. Waar schijnlijk betreft het hier afzettingen in zout of brak water van door smeltwater aange voerd zeer fijn erosiemateriaal. Meestal worden deze afzettingen gedateerd in de periode tussen de eerste en de tweede Riss-ijstijd. Het is gebleken dat de eigenschappen van de potklei niet van dien aard zijn dat het materiaal in blijvende constructies kan worden verwerkt. Het heeft de neiging door water opneming sterk te zwellen, waarbij het gevoeliger blijkt te zijn voor zoet dan voor zout water. Waarschijnlijk moet dit verschijnsel worden toegeschreven aan de aanwezigheid in de klei van een tamelijk hoog gehalte monmorilloniet, een kleimineraal dat zeer veel water kan absorberen. Doordat de watermoleculen tussen de kristalplaatjes in de klei dringen worden deze uit elkaar gedrukt. In de bodem wordt dit voorkomen, omdat de pot klei daar volledig ligt opgesloten en waarschijnlijk zelfs onder een zekere spanning staat als gevolg van belasting door het ijs uit de ijstijden. Na de winning van de klei treedt de genoemde zwelling op, wat verweking en tenslotte uiteenvallen tot gevolg heeft. Bij toe passing in perskaden is dit duidelijk gebleken. De hoge sondeerwaarden die op de winplaats worden gevonden doen echter verwachten dat de potklei als (ongeroerde) funderingsgrondslag wél goed bruikbaar zal blijken te zijn. Keileem wordt in de Lauwerszee eveneens aangetroffen, doch in minder grote hoeveel heden. Het bevindt zich ten zuidoosten van Oostmahorn, over het algemeen als afdekking van de potklei. De laagdikten bedragen 0,5 tot 2,5 m. In het algemeen is het materiaal redelijk goed bruikbaar. Het bevat weliswaar een hoog percentage zand (tot 75 waar van na de verwerking vrij veel uitspoelt, doch het residu is van vrij goede kwaliteit. Het keileem is enige tijd bestand tegen golfaanval. De bekleding van het binnentalud van de afsluitdijk zal uit een grasmat op klei bestaan. Klei van geschikte samenstelling komt op verschillende plaatsen in de Lauwerszee en de aangrenzende Waddenzee voor. Uiteraard betreft dit zoute klei. Om de snelheid van ont- 44

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 46