Zodra namelijk wateroverspanning ontstaat zal het water gaan afstromen. Er komt ruimte
voor de voor opname van schuifspanningen vereiste volumevermindering en er zal dus
geen gevaar voor zettingsvloeiing ontstaan, indien de belasting maar langzaam genoeg
wordt aangebracht en het overtollige water de tijd krijgt af te stromen. Ook deze af
stroming kan in beginsel worden berekend, doch ook hiervoor moeten weer verschillende
veronderstellingen worden gedaan. De berekeningen verschaffen dus wel kwalitatief in
zicht, doch voorshands nog niet voldoende kwantitatieve gegevens. In wezen betekent dit
dat bij de afsluiting van de grote zeegaten de kans op zettingsvloeiing misschien niet ge
heel kan worden uitgesloten.
Als een dergelijke zettingsvloeiing zou optreden tijdens het plaatsen van caissons zou een
moeilijke toestand kunnen ontstaan. De caissons zouden verschuiven of verzakken, en het
werk zou ernstige stagnatie ondervinden. Past men echter een geleidelijke sluiting toe,
waarbij het materiaal voor de geleidelijke opbouw van de dam met behulp van een kabel
baan wordt gestort, dan kan men altijd zorgen dat de enkele steunpunten van de kabels
onder alle omstandigheden stabiel zullen blijven. Zou dan een zettingsvloeiing optreden,
dan behoeft men niet anders te doen dan door te gaan met het storten van materiaal.
De reusachtige capaciteit van de kabelbaan kan daarbij op het beschadigde gedeelte van
de drempel worden geconcentreerd, waardoor een snel herstel mogelijk is.
Het voorgaande kan als volgt worden samengevat:
1. Er zijn aanwijzingen dat in de bodem van de grote zeegaten betrekkelijk omvangrijke
lagen losgepakt zand voorkomen.
2. Als gevolg daarvan moet misschien bij de afsluiting dezer zeegaten rekening worden
gehouden met het optreden van zettingsvloeiingen.
3. Na het optreden van een zettingsvloeiing zal het herstel bij een geleidelijke sluiting
waarschijnlijk gemakkelijker zijn dan bij een caissonsluiting.
Deze laatste conclusie zou echter veel van haar betekenis verliezen, indien de geleidelijke
sluiting gepaard zou gaan met grotere ontgrondingen ter weerszijden van de drempel dan
de caissonsluiting. In dat geval zou de kans op zettingsvloeiingen bij geleidelijke sluiting
immers groter zijn. Het voordeel van het snellere en gemakkelijke herstel wordt dan wel
erg problematisch en de remedie zou erger kunnen blijken dan de kwaal.
In een volgend nummer van het Driemaandelijks Bericht zal daarvan speciaal het aspect
van de ontgrondingen nader worden besproken.
Intussen dient men te bedenken, dat de bovenstaande beschouwingen voor een groot
deel nog berusten op aanwijzingen en hypothesen en niet op vaststaande feiten. Op grond
van de resultaten van verder onderzoek zal pas kunnen worden uitgemaakt of de gevolgde
gedachtengang inderdaad de grote betekenis heeft, die daaraan thans wordt toegekend.
De voorgenomen sluiting van de Grevelingendam met behulp van een kabelbaan zal het
inzicht in de geschetste problematiek ongetwijfeld helpen verdiepen.
22