a. Stroomsnelheid en debiet als functie van de diepte boven de drempel. b. Ontgronding als functie van de relatieve drempel hoogten, gemeten in een waterloopkundig model. stabiliteit. Dit nevenverschijnsel wordt veroorzaakt door een vervormingseigenschap van het zand. Deze grondsoort kan namelijk wel schuifspanning opnemen doch dit gaat ge paard met een volumeverandering. Voor vastgepakt zand is dit een vermeerdering van het volume; voor losgepakt zand daarentegen een vermindering. Zoals gezegd zullen gedurende de afsluiting van een zeegat de schuifspanningen in de ondergrond veranderen. Het poriënwater kan deze schuifspanningen niet opnemen. Het korrelskelet kan dit wel, doch ondergaat daarbij een volumeverandering. In losgepakt zand zal dit een volumevermindering zijn. Omdat het poriënwater slechts weinig samen drukbaar is, heeft deze volumevermindering in met water verzadigd zand echter tot gevolg dat een waterdruk zal ontstaan, die het korrelskelet alzijdig ontlast. Als gevolg daarvan zal het korrelskelet uitzetten, waardoor de genoemde volumevermindering weer te niet wordt gedaan. Het blijft dus waar dat alleen het korrelskelet de bij de uitvoering der wer ken opgewekte schuifspanningen kan opnemen en ook dat dit in losgepakt zand gepaard gaat met volumevermindering. Als nevenverschijnsel zal daarbij echter een waterdruk ont staan die zo groot wordt, dat de hierdoor teweeggebrachte uitzetting van het korrelskelet de eerdergenoemde volumevermindering precies opheft. Doch deze extra waterspannin gen hebben een vermindering van de schuifweerstand tot gevolg. Waar zij optreden maken zij de grondslag minder sterk. Hierdoor kunnen nieuwe vervormingen worden ingeleid, waardoor ook op andere plaatsen wateroverspanning kan ontstaan. Het is zelfs niet uitgesloten dat de waterspanningen tenslotte zo hoog worden dat het korrelskelet in het geheel geen weerstand meer kan bieden en de grondslag over een groot gebied de eigenschappen van een vloeistof krijgt. Men spreekt dan van een zettingsvloeiing. In vastgepakt zand gebeurt in beginsel hetzelfde, doch in plaats van wateroverspanning ontstaat dan wateronderspanning. De grondslag krijgt daardoor juist een grotere schuif weerstand en wordt dus sterker. Het zijn dus alleen de wateroverspanningen die in losgepakt zand kunnen ontstaan waar voor bij het ontwerpen gevreesd moet worden. Deze kunnen in beginsel worden berekend, doch daarvoor moeten waarden worden ingevoerd voor de mate van ontgronding, de pakkingsdichtheid, de oorspronkelijk aanwezige spanningstoestand en de samendrukbaar heid van het water. Deze waarden zijn in het algemeen van tevoren niet bekend en ook niet gemakkelijk vast te stellen. Men zal dus voorlopig met veronderstellingen hieromtrent moeten volstaan. Bovendien moet ook de factor tijd in de beschouwing worden betrokken. 21

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1962 | | pagina 23