De elektromechanische inrichting van de uitwateringssluizen
in het Haringvliet
In nr. 14 van het Driemaandelijks Bericht werd in de bijdrage 'Centraal bedienings
gebouw voor de uitwateringssluizen in de dam door het Haringvliet' beschreven hoe
de uitwateringssluizen zullen functioneren en hoe de bediening zal plaatsvinden. Er
werd meegedeeld dat de 34 stalen segmentschuiven, die de 17 doorlaatopeningen aan
de zee- en aan de rivierzijde zullen afsluiten, met behulp van een hydraulisch hef-
mechanisme zullen worden bewogen. Vervolgens werd in het kort het principe van
deze aandrijving beschreven. Ook werden de overwegingen ter sprake gebracht die
hebben geleid tot de eis dat hetzij alle buiten- hetzij alle binnenschuiven van de sluizen
gelijktijdig in werking moeten kunnen worden gesteld met een hefsnelheid van ca. 1 cm
per seconde. In het onderstaande zijn deze beschouwingen bekend verondersteld en
worden over de elektromechanische inrichting verdere bijzonderheden gegeven. Ter
nadere informatie zij nog meegedeeld dat de schuiven per stuk ca. 500 ton zullen wegen.
Aan de zeezijde zullen zij in gesloten stand een kerende hoogte hebben van N.A.P.
3 m, aan de rivierzijde van N.A.P. 5 m. De maximale belasting op de schuiven
wordt aan de zeezijde verwacht en zal ca. 13 000 ton bedragen.
De beweegkracht voor het hefmechanisme wordt ontleend aan enigszins hellend ge
plaatste cylinders van 90 cm diameter, waarvan er telkens twee naast elkaar worden
opgesteld in de machineruimten ter weerszijden van elke schuif. Om de schuiven te
openen worden de plunjers uit de cylinders geperst door middel van onder hoge druk
staande olie. De plunjers zijn onderling verbonden door een koppelas waarop de be
weging wordt overgedragen; deze beweging wordt door twee wielen langs eveneens
hellende leibanen geleid. In het midden van de koppelas grijpt een zware trekstang aan,
die de beweging verder via een driehoekige tuimelconstructie of 'giek' aan de hefstang
van de schuif overdraagt. De zware trekstang is berekend op een maximale trekkracht
van 1400 ton; de slag van 4 m die deze trekstang maakt wordt door de tuimelconstruc
tie omgezet in een hef hoogte van 12 m, die nodig is voor het volledig openen van de
schuif. De kracht in de hefstang wordt hierbij tot ongeveer éénderde gedeelte van
1400 ton teruggebracht en is als zodanig voldoende om het gewicht en de bijkomende
weerstanden van één helft van een schuif te overwinnen. Tot deze weerstanden is o.a.
te rekenen de zuiging die van het onder de schuif doorstromende water bij heffing
wordt ondervonden.
De op de plunjers uitgeoefende druk bedraagt 150 atm.; deze wordt opgewekt door
een plunjerpomp, die aangedreven wordt door een 60 pk elektromotor met kort-
sluitanker. Aan elke zijde van de schuif wordt in de machineruimte een dergelijk
pompaggregaat aangebracht. De schuif wordt naar beneden bewogen door het eigen
gewicht; de dan in neerwaartse richting ingeschakelde elektromotor en plunjerpomp
zorgen voor een ongeveer constante daalsnelheid. Indien door storing de elektromotor
uitvalt kan door opening van een afsluitkraan de terugvloeiende olie langs een omloop
leiding afvloeien, waarbij de daalsnelheid van de schuif wordt geregeld door een in
14
de leiding aanwezig regeldiafragma. Voor het heffen van de schuif kan in noodgevallen
een verplaatsbare benzinemotor met aangebouwde noodpomp worden gebruikt.
De elektrische installatie van de sluizen zal aan de noordzijde van het complex worden
aangesloten op het 10 kV-net van het Gemeentelijk Energie Bedrijf van Rotterdam.
De voedingskabel wordt door het inwendige van de nablaligger naar het centrale
bedieningsgebouw gevoerd. Om onder alle omstandigheden over elektrische stroom
te kunnen beschikken wordt niet volstaan met aansluiting op het krachtnet van de
Rotterdamse centrale, maar zal ook voor eigen stroomopwekking worden gezorgd.
Daartoe worden in het bedieningsgebouw twee dieselmotoren van 1500 pk opge
steld die door middel van twee 1300 kVA generatoren het gehele complex van stroom
zullen kunnen voorzien. In dit vermogen is een grote reserve aanwezig. In normale
gevallen zal met één aggregaat kunnen worden volstaan.
De geleverde energie heeft een spanning van 10 000 Volt; op het bedieningspaneel
nabij de dieselruimte kan een keuze worden gemaakt tussen de energie van het Rotter
damse G.E.B. en de eigen voeding. Met behulp van Rapitact-parallelschakeling kun
nen de generatoren en het G.E.B. na automatische synchronisatie parallel worden
geschakeld; het is echter niet de bedoeling dat het G.E.B. en de dieselgeneratoren bij
voortduring parallel zullen draaien.
15
T1
Cj
PLUNJER GELEIDEWIEL
TREKSTANG
GIEK
HEFSTANG
ARM
SEGMENTSCHUIF
De bewegingsinrichting van de schuiven
N A
ZEEZ'JDE
PJLER
SLUISVLOER -5.50