Het nieuwe elektrische analogon de Deltar
12.00
Doorsnede en aanzicht van een gedeelte van het vaste baanvak op de Plaat van Oude Tonge
De draagkabels worden aan de noordoostzijde aan een vast punt bevestigd; aan de
andere kant zijn zij bevestigd aan kantelbare tegengewichten. Hierdoor is een vrijwel
constante spanning in de kabel verzekerd, terwijl tevens de installatie statisch bepaald
is. De nuttige last wordt vervoerd in vier stalen onderlosbakken. Deze kunnen ge
zamenlijk worden opgehesen en neergelaten.
De installatie is berekend op een maximale vervoerscapaciteit van ongeveer 360 ton
per uur, indien slechts bij één der twee eindpunten opgeladen wordt. Hiervoor zijn
12 wagens nodig, waarvan twee in reserve worden gehouden. Wanneer behalve op de
Plaat van Oude Tonge ook aan de kant van Overflakkee een laadplaats zou worden
ingericht, kan daarmee de vervoerscapaciteit van de overigens ongewijzigde installatie
worden verdubbeld. De sluiting kan plaatsvinden door met behulp van deze installatie
op de drempel van het sluitgat een stenen dam laagsgewijze op te storten. Het laden
van de wagens kan geschieden ter plaatse van het station op de Plaat van Oude Tonge.
Op enkele punten langs de baan worden de onderlosbakken daartoe gevuld met grind
en stortsteen uit de depots. Deze sluitingsfase neemt enkele weken in beslag; het ligt
in het voornemen het werk in 1963 uit te voeren. Wanneer de stenen dam op hoogte is,
kan vervolgens het zandlichaam van de definitieve dijk worden aangebracht. Zowel op
waterloopkundig als op uitvoeringstechnisch terrein zal deze geleidelijke sluiting een
belangrijke uitbreiding van kennis en ervaring kunnen verschaffen. Op grond daarvan
zal men zich dan kunnen bezinnen over de te volgen werkwijze bij de bouw van de
dammen in Volkerak, Haringvliet, Brouwershavensche Gat en Oosterschelde.
De eerste kabelbaan, toegepast in 1644 door de Nederlander Wybe Adams van Harlingen
bij de bouw van een fort voor de stad Danzig
6
Met de uitvoering van het Deltaplan wordt een nieuw getijregime in het Deltagebied
geschapen. Na de afsluiting van het Haringvliet en het Hellegat kan het getij in het
gebied van de benedenrivieren alleen nog maar via de Nieuwe Waterweg vrij binnen
dringen. Door middel van de toekomstige sluizen in het Haringvliet kan deze getij
beweging binnen zekere grenzen worden beheerst; het natuurlijke getij zal dan ver
vangen zijn door een kunstmatig regime.
Voor het gebied van de benedenrivieren zal in verband daarmee een groot aantal aan-
passings- en verbeteringswerken in overweging genomen moeten worden, zoals het
afsluiten en verruimen of normaliseren van bestaande rivieren, het maken van nieuwe
stroomkanalen, het hoogwatervrij maken van bepaalde gebieden, het aanleggen van
zoetwaterreservoirs en havenbekkens, enz. Als gevolg van de uitvoering van dergelijke
werken zullen de getijbewegingen vaak in sterke mate worden beïnvloed. Het is
wenselijk deze beïnvloeding zo te richten dat de verschillende belangen zoals de zoet
waterhuishouding, de zoutbestrijding, de scheepvaart, de stormvloedbeveiliging, de
bodem- en oevervoorzieningen en de sterkte en veiligheid van de verschillende kunst
werken, daarbij het beste gediend zijn. Daartoe dient men te beschikken over kwanti
tatieve prognoses die een inzicht kunnen geven in de getij bewegingen die onder de
meest uiteenlopende omstandigheden zullen optreden.
Het onderzoek naar de getij bewegingen in het Deltagebied vormt daarom een van de
belangrijkste grondslagen van het ontwerp tot afsluiting en de daarmee verbonden bij
komende werken. In het kader van dit onderzoek zullen nog honderden getijbereke
ningen dienen te worden gemaakt.
Een van de hulpmiddelen die de Deltadienst spoedig hiervoor hoopt te gebruiken is
het nieuwe elektrische analogon, de z.g. Deltar. Reeds voor de laatste oorlog is door
dr. ir. J. van Veen, toenmalig hoofd van de Studiedienst van de Directie Beneden
rivieren, de mogelijkheid naar voren gebracht om door middel van een elektronisch
rekenapparaat tot een snellere oplossing van getijvraagstukken te geraken door toe
passing van de in principe bekende analogie tussen elektrische en hydraulische net
werken en daarin optredende stromen. Dit is aanleiding geworden tot de ontwikkeling
en de vervaardiging van het eerste elektrische analogon van het Deltagebied, dat een
tiental jaren dienst heeft gedaan. Aan dit model waren echter zoveel beperkingen
verbonden, dat besloten werd volgens een nieuw principe een ander analogon te
bouwen.
In deze nieuwe analogonrekenmachine, die in samenwerking met de Rijkswaterstaat
door de Technisch Physische Dienst T.N.O.-T.H. is ontwikkeld, worden de variërende
waterstanden en afvoeren, evenals bij het eerste analogon, weergegeven door variërende
elektrische spanningen en stromen. De vereiste variaties van deze grootheden en hun
onderlinge betrekkingen worden in de Deltar evenwel verkregen door toepassing van
nieuwe, deels voor deze machine ontwikkelde analoge rekentechnieken.
Met de schommelingen van de waterstand veranderen ook het stroomvoerend profiel,
de bergende breedte en de weerstand die aan het stromende water wordt geboden.
7