VAST RAILGEDEELTE TEOENGEWICHTi Principe van de overspanningsconstructie capaciteit mogelijk. Door de toepassing van onafhankelijk van elkaar werkende een heden wordt de gevoeligheid voor storingen van het totale systeem beperkt. De afstand tussen de steunpunten voor de installatie, zoals deze nu is ontworpen, is voorlopig gesteld op maximaal ca. 800 m. Er zijn dus minder steunpunten nodig dan bij een conventionele brugconstructie. Dientengevolge zijn er minder bezwaren om dit geringer aantal pijlers diep en stabiel te funderen. Dit is vooral van betekenis voor gebieden, waar zandlagen voorkomen met een losse pakking. Ontgrondingen in zodanige lagen kunnen zettingsvloeiingen veroorzaken. Een dergelijk verschijnsel zou een bedreiging kunnen vormen voor de stabiliteit van de drempel in het sluitgat en hetgeen hierop wordt aangebracht. Als gevolg van hun diepe fun dering wordt de stabiliteit van de pijlers bij zulke grondverschuivingen niet in gevaar gebracht. Bovendien is het mogelijk het herstel van een aangetast sluitgat en het ver volgen van de sluiting vanaf de vaste overspanning uit te voeren. Een installatie als die waarmee de proef kan worden genomen is ontworpen door de Etablissements Neyrpic te Grenoble, in nauwe samenwerking met de Rijkswater staat. Het ontwerp is zodanig opgezet, dat de belangrijkste onderdelen vrijwel iden tiek zijn aan datgene wat eventueel nodig zal zijn bij een kabelbaan over de grote sluitgaten in de Oosterschelde. Overzicht van de kabelbaan 50-i 40- Zij- en vooraanzicht van de middenpijler In de beide stroomgeulen Krammer en Bocht van St. Jacob zal in 1962 een drempel worden opgestort. Tevens wordt dan vanaf het eiland Flakkee een dijkvak gebouwd. Het overblijvende sluitgat zal een lengte van ongeveer 1200 m hebben. De ontworpen kabelbaan is van het type 'blondin automoteur continu'. De baan bestaat uit twee draagkabels, waarop aan de beide einden vaste railgedeelten aan sluiten. Deze laatste baanvakken eindigen in een draaischijf, waarlangs de wagens van de ene baan op de andere kunnen overgaan. De wagens hebben elk een eigen aan drijving, bestaande uit een verbrandingsmotor, waarmede tevens de hijsinrichting voor de lasten wordt aangedreven. De wagens zijn bemand. De belangrijkste technische gegevens zijn de volgende: afstand tussen de stations 1560 m eigen gewicht van de wagen 10 ton nuttig laadvermogen per wagen 10 ton rijsnelheid maximum 9 m/sec. rijsnelheid gemiddeld 5 m/sec. geïnstalleerd motorvermogen per wagen 200-240 PK draagkabel een gesloten kabel met een diameter van 92 mm, 'BOCHT VAN SINT JACOï 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 4