i I vloed bij het landhoofd aan Noordbevelandse zijde, indien de caissons achtereen volgens van west naar oost geplaatst worden. Bij een plaatsing van de caissons te beginnen aan de oostzijde van het sluitgat neemt het ontgrondend vermogen van genoemde wervelstraat echter af, doordat deze nu de caissons moet passeren. Zoals reeds is beschreven in het Driemaandelijks Bericht nr. 15, heeft deze wervel straat in de afgelopen winterperiode tot vrij grote ontgrondingen geleid ten zuiden van het sluitgat. Door nabootsing van dit stroomgat in het hydraulisch model van het Veersche Gat kon een indruk worden verkregen van het tempo waarin de ont grondingen tijdens de plaatsing van de caissons kunnen optreden. Behalve ontgronding heeft in het wintersluitgat ook aanzanding plaats gevonden en wel op de drempel voor de landhoofdcaisson aan Walcherense zijde. Bij plaatsing van de caissons van de oostkant af bestond de kans dat de stroom dit zand zou 10 15 - opruimen. Zeker was dit echter niet en derhalve werd besloten het zand weg te baggeren en direct daarna de eerste caisson aan deze zijde van het sluitgat te plaatsen. Ook reeds tijdens de opbouw van de drempel werd last ondervonden van aanzan ding, waardoor aan de westzijde van het sluitgat een enigszins afwijkende drempel constructie moest worden toegepast, waarvan de stroomresistentie minder werd geacht dan die van de rest van de drempel. Om dit afwijkende deel van de drempel geheel tegen directe stroomaanval te beschermen, diende ook de tweede caisson aan de Walcherense zijde te worden geplaatst. Hoewel hiermede eigenlijk een begin was ge maakt met een plaatsing in de richting westoost, werd om grondmechanische redenen besloten alle volgende caissons vanuit het Noordbevelandse landhoofd aan te brengen. Dit kan als volgt worden toegelicht. De bodem van het Veersche Gat bestaat aan de oppervlakte grotendeels uit zeezand. In verband met de opgetreden en nog te verwachten ontgrondingen was het nood zakelijk gegevens te bezitten over de samenstelling en aard van de grond op grotere diepten. Ter weerszijden van het sluitgat zijn daarom sonderingen en grondboringen verricht. Bij een sondering wordt gemeten welke weerstand bij het in de grond drukken van een conus, een kleine kegel, moet worden overwonnen. De boring verschaft daarnaast gegevens over de samenstelling van de ondergrond. Een sondering 11 WALCHEREN NOORD BEVELAND PLAATSEN 1e CAISSON ALLE SCHUIVEN OPEN ALLE ONDERSCHUIVEN SESLOTEN BOVENSCHUIVEN GE- DEELTEL'JK GESLOTEN Het schema van de sluiting ALLE SCHUIVEN GESLOTEN o. io z c CJ 20 O. O Tl 25 30 35 bodem=12.20 m-NAP bodem=13.41 m-NAP bodem =18.75 m-NAP 1 1 i V Ci i j i bodem=1490 m-NAP 0 100 200 300 0 100 200 300 O 100 200 300 O 100 200 300 kg cm2 Resultaten van de sonderingen aan weerszijden van het sluitgat 'Jffi

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 7