kleilaag ten behoeve van een grasmat. Op de binnenberm wordt een 3 m brede asfalt weg aangelegd, met op onderlinge afstanden van 300 m uitwijkplaatsen waar men gelegenheid zal hebben te passeren. Over de hoofdtocht naar het gemaal van de Prins-Hendrikpolder wordt in deze weg een brug gebouwd. Waar in verband met de bochtafsnijding de weg op twee punten over de oude dijk heen gaat zal de binnenberm op ongeveer N.A.P. 4,50 m worden gelegd. Het gedeelte van het wad dat door het nieuwe dijkvak van de zee wordt afgesloten zal door middel van een afsluitbare duiker in de huidige zeewering op de Prins-Hendrikpolder afwateren. Voor de afwatering van de polder het Horntje zal een afsluitbare duiker in de ver zwaarde slaperdijk worden gemaakt. 48 D. De werken tot indijking van de Lauwerszee Het verloop van de plannen tot afsluiting van de Lauwerszee De Lauwerszee is waarschijnlijk ontstaan in de 10de en 11de eeuw als gevolg van hevige stormvloeden. In de 13de eeuw heeft de gevormde zeearm zich verder in de breedterichting uitgebreid, waardoor de in Friesland liggende Dokkumer Ee, het grensriviertje de Lauwers en de belangrijke afwatering van Groningen en Drenthe via de Hunze, een gemeenschappelijk uitmondingsgebied kregen. Deze waterstaat kundige toestand is blijven bestaan, zodat de Lauwerszee door de eeuwen heen een van de belangrijkste lozingspunten van het noorden des lands is geweest. Verbetering van de afwatering vormde van alle plannen tot afsluiting dan ook een gewichtig onderdeel. Reeds in de 12de eeuw is men begonnen het verloren terrein stukje voor stukje terug te winnen. De sterke natuurlijke aanwas bevorderde de landaanwinning in hoge mate. Daarnaast was de Lauwerszee van belang voor de steden Groningen en Dokkum, die via deze zeearm en via respectievelijk het Reitdiep en het Dokkumerdiep in open verbinding stonden met de zee. Hun welvaart als handelscentrum hebben beide steden mede aan deze ligging te danken gehad. Voor de omliggende landstreken vormde het onderhoud van de lange zeedijken evenwel een steeds zwaardere belasting. Toen de geulen gingen verlanden en hevige stormen en overstromingen onheilen veroorzaakten besloot men dat afsluiting ervan gewenst was. In 1729 werd een dijk gelegd door het Dokkumerdiep ter plaatse van de huidige Dokkumer Nieuwe Zijlen. De dijk die het Reitdiep zou afsluiten volgde pas anderhalve eeuw later. Voor plannen tot afsluiting van de Lauwerszee aan de mond begon voor het eerst belangstelling te ontstaan omstreeks het midden van de vorige eeuw. Zij gingen uit van een groep beleggers die een concessie verlangden om gronden in de Lauwerszee in te polderen. De belanghebbende gewesten stelden zich ten aanzien van de afslui tingsplannen op een verschillend standpunt. Groningen zag de bedijking van de Lauwerszee als een belang voor zijn welvaart, vooral omdat men meende dat daardoor de scheepvaartverbinding naar zee aanmerkelijk zou kunnen worden verbeterd. Friesland daarentegen beschouwde de afsluiting als een gevaar voor zijn bestaande vrije waterlozing. Terwijl de concessieaanvraag in studie was werd door B. P. G. van Diggelen, ingenieur van de Rijkswaterstaat, in een uitvoerig betoog gepleit voor het denkbeeld om zowel de Zuiderzee als de Lauwerszee in te dijken. Wat laatstgenoemde afsluiting betreft zag Van Diggelen de volgende voordelen: verbetering van de scheepvaartweg van de stad Groningen naar zee beveiliging van het omliggende gebied tegen overstroming; een winst van een gebied van ca. 7000 a 8000 ha zowel voor waterberging als voor landbouwdoeleinden. 49

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 26