waterdruk te verminderen, werd aan de teen een 60 cm diepe drainagegleuf gemaakt, gevuld met grind. Om de drie meter werd daarin een boven de bekleding uit reikende stalen pijp geplaatst. De steen werd met zolderbakken uit het depot langs het Kanaal door Walcheren aan gevoerd, door een Thomsenkraan op kipauto's overgeslagen, daarin naar het werk vervoerd, met de hand in profiel gebracht en met gietasfalt ingegoten. In totaal werden in het tijbeloop ruim 11 000 ton steen en 5000 ton gietasfalt verwerkt. LANDHOOFO N BEVELAND GRENS BE ZINKING LANDHOOFD WALCHEREN De verdiepingen aan weerszijden van het sluitgat PROFIEL VAN INBAGGERING 1959 OORSPRONKELIJK BODEMPROFIEL BODEM BEZIN KING 1 IL-J-1IlL J—I 400 300 200 lOO O 100 200 300 400 m DOORSNEDE A-A 42 27000 KUB. METER BOOOOO^— 400000 ——WERKPLAN UITVOERING In het seizoen 1960 aan de oostzijde verwerkte hoeveelheden De ontgrondingen in het sluitgat Met de plaatsing op 4 mei van een Phoenix-AX caisson als oostelijk landhoofd, ge volgd door de voltooiing van de basaltstortstenen drempel, verkreeg het sluitgat zijn definitieve begrenzingen. Op de dag (16 juni) dat de mijnsteenkade van het damvak werd aangesloten op de achter de landhoofdcaisson gelegen caissonreeks was het door stroomprofiel van het Veersche Gat reeds teruggebracht tot minder dan de helft van de oorspronkelijke opening. De stroomsnelheden waren inmiddels sterk opgelopen: bij springtij was de maximum gemiddelde stroomsnelheid tot ongeveer 2,4 m/sec ge stegen, terwijl plaatselijk reeds meer dan 3 m/sec werd gemeten. Na korte tijd werd achter de rand van de bezinking zuidoostelijk van de drempel een aanzienlijke ver dieping geconstateerd, die met ongeveer 1 m per week toenam. Omdat bij een verdere uitbreiding de zuidelijke caissonvleugel gevaar liep te worden ondermijnd, werd be sloten op deze plaats een aanvullende bezinking te doen uitvoeren. Op de rand van de nieuwe bezinking zet de verdieping zich voort, maar nu op zodanige afstand van de caissonvleugel dat geen direct gevaar voor ondermijning aanwezig is. Ter weerszijden van de drempel in het midden van het sluitgat zijn eveneens ont grondingen geconstateerd. De meest zuidelijke daarvan bereikte in vier maanden een diepte van N.A.P. 24 m (oorspronkelijk N.A.P. 20 m), waarvan 3 m in de laatste twee maanden. De noordelijke put verdiepte minder snel en gelijkmatiger. In de zelfde vier maanden daalde de bodem hier van N.A.P. 20 m tot 23 m.

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1961 | | pagina 23