Het visserij-onderzoek te Wemeldinge naar een mogelijkheid om
de Nederlandse oestercultuur te behouden
Niemand zal verwachten dat grote projecten als het Deltaplan louter gunstige ont
wikkelingen in het vooruitzicht stellen. Evenals indertijd bij de afsluiting van de
Zuiderzee, zal ook in het Deltagebied de visserij voor grote veranderingen komen te
staan. In het bijzonder voor de Oosterschelde ziet het er wel naar uit dat die wijziging
een aanzienlijke verslechtering zal inhouden. De Oosterschelde is thans de hartader
van de Zeeuwse visserij met als voornaamste componenten de oestercultuur, de mossel
teelt waarvan in het bijzonder de mosselverwaterplaatsen onder Yerseke genoemd
moeten worden en de kreeftenparken. Economisch minder belangrijk zijn in deze
zeearm de ansjovisvangst, de botvisserij en de garnalenvisserij, al kan nog niet worden
overzien welke rol de Oosterschelde als kinderkamer speelt in het kader van de Zeeuwse
garnalenvisserij als geheel. Afsluiting van de Oosterschelde bedreigt de Zeeuwse
oestercultuur met algehele ondergang, want het is juist de Kom van de Oosterschelde,
beoosten de insnoering Yerseke-Gorishoek, welke zo bij uitstek geschikt is voor
oesterteelt en hier vindt men dan ook de percelen waarop deze cultuur wordt uit
geoefend. Zeeland produceert thans ca. 30 miljoen stuks consumptieoesters per jaar
en bezet daardoor een zeer eervolle tweede plaats in Europa, na het oesterland bij
uitstek, Frankrijk. De overige oesterproducerende landen in Europa komen op grote
afstand achteraan. De Zeeuwse oestercultuur is internationaal vermaard wegens de
hoge graad van bedrijfsmechanisatie en wegens de efficiënte en wetenschappelijk
gefundeerde methoden om kwantiteit en kwaliteit te bevorderen en om ziekten en
vijanden van de oester te bestrijden. De economie van Yerseke, met zijn 5000 in
woners, berust grotendeels op de revenuen van oesterteelt, mosselcultuur en kreef
tenparken.
Afsluiting van de Oosterschelde en geleidelijke verzoeting van de aldus afgesloten water
massa maakt voortzetting van de oesterteelt onmogelijk. Uiteraard rijst direct de vraag
of de oesterteelt niet naar andere zoute wateren kan worden overgebracht, hetzij in Zee
land, hetzij in de Waddenzee. In eerste instantie is men geneigd deze mogelijkheid te ver
werpen, beseffende dat de hydrografische en biologische voorwaarden in de Kom van
de Oosterschelde zich wel heel bijzonder lenen voor de oesterteelt. Het zoutgehalte
is hier hoog en merkwaardig constant, slechts indirect beïnvloed door de afvoer van
de grote rivierenhet water maakt hier een nagenoeg volmaakte pendelende beweging
en bereikt daardoor des zomers hoge temperaturen, tot 20 a 22° C toe, en is daardoor
zeer geschikt voor de ontwikkeling van oesterlarven. Een dergelijk hoog niveau wordt
in Nederland nergens anders in het zoute water bereikt. Ook bevat het water in de
Kom van de Oosterschelde veel minder slib dan in het westelijk deel van deze zeearm
en dan het water van Grevelingen of Waddenzee, hetgeen eveneens een factor ten
gunste van de oestercultuur is. Bovenal is echter van belang dat de bodem in de Kom
van de Oosterschelde over grote uitgestrektheden zeer vlak en zeer vast is, de veen-
bodem van het verdronken land van Zuid-Beveland. Juist hierop vindt men de beste
oesterpercelen, daar oesters niet kunnen leven op een bodem bestaande uit zand dat
Foto Anefo
33