Grondmechanisch onderzoek ten behoeve van de afdamming
van de Zandkreek
Aan de bouw van de Zandkreekdam en de noordelijk van deze dam gelegen schut
sluis is een uitgebreid grondmechanisch onderzoek voorafgegaan.
De terreinwerkzaamheden, bestaande uit het maken van sonderingen en boringen,
werden ten dele uitgevoerd met een boorbak van de gemeentewerken Rotterdam,
doch voor het grootste gedeelte door de boordienst van de Rijkswaterstaat, waarbij in
samenwerking en overleg met het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft van
daarvoor in aanmerking komende lagen ongeroerde grondmonsters werden gestoken
ten behoeve van beproevingsdoeleinden in het laboratorium. Door de sonderingen
vooraf te laten gaan aan de boringen konden de ongeroerde monsters op vooraf
vastgestelde diepten worden gestoken. Tevens werd hierbij bereikt dat elke sondering
in een ongestoorde grondslag werd uitgevoerd, waardoor een juist beeld kon worden
verkregen van de weerstanden die de grondlagen uitoefenen tegen het indringen van
de sondeerconus.
In eerste instantie werden enige sonderingen en boringen uitgevoerd ten behoeve van
de schutsluis, aangezien de bouw hiervan vooraf moest gaan aan die van de dam. Uit
de resultaten bleek dat de ondergrond ter plaatse van de schutsluis samengesteld is
uit zand, dat veelal vermengd is met klei- en veensporen en waarin op wisselende diepte
dunne klei- en veenlaagjes voorkomen. De sondeergrafieken gaven plaatselijk ver
schillen in conusweerstand en dikte van overeenkomstige lagen te zien, doch uit
gesproken slappe lagen werden nergens aangetroffen. De beste (A) en de slechtste (B)
sondering zijn in de grafiek afgebeeld. Bij de laatste, die ongeveer halverwege de sluis-
kolk was uitgevoerd, bleek onder het funderingsniveau van de sluis (N.A.P. 7,75 m)
plaatselijk een weinig weerstand biedend laagje voor te komen. Een fundering op staal
bleek mogelijk, zij het dat een beperkte grondverbetering moest worden toegepast
in de omgeving van de slechtste sondering. Vanuit het oogpunt van evenwichtsdraag-
vermogen voor een- staalfundering werd de maximaal te verwachten funderingsdruk
van 1,5 kg/cm2 onder de sluis zonder meer toelaatbaar geacht. Er zullen bij een fun
dering op staal slechts geringe zettingen optreden, die grotendeels tijdens de bouw tot
stand zullen komen. De onder de sluishoofden ontworpen schermwanden, die aan
een geringere zetting onderhevig zijn, moesten zodanig worden uitgevoerd dat een
ongehinderde verticale verplaatsing van de sluis ten opzichte van de schermwand
mogelijk moest zijn.
In het kader van het later uitgevoerde onderzoek ten behoeve van de eigenlijke dam
en de daarop aansluitende oprit aan de zuidzijde zijn vele sonderingen en boringen
van ongeroerde grondmonsters verricht. De ondergrond ter plaatse van de dam bleek
in de bovenlagen samengesteld te zijn uit weinig weerstand biedende klei-, veen- en
sliblagen. De onderbegrenzing van deze slappe lagen varieerde vrij sterk. Op grotere
diepte werden slibhoudende zandlagen aangetroffen met belangrijk grotere conus
weerstanden. Met behulp van in het laboratorium uitgevoerde celproeven op de on
geroerde grondmonsters uit de slappe lagen kon een indruk worden verkregen van de
schuifvastheid. Hierbij bleek dat een uitgebreide grondverbetering noodzakelijk was
voor het verkrijgen van voldoende stabiliteit van het damlichaam.
Ook onder de zuidelijke oprit naar de dam, gelegen in de Wilhelminapolder, bleken
in de bovenlagen dermate slappe lagen voor te komen dat vervanging door een grond
verbetering noodzakelijk was. De slappe lagen behoefden hier slechts tot een maximale
diepte van N.A.P. 3 m te worden verwijderd.
Het kwam er dus op neer dat ter weerszijden van de bestaande waterkering van de
Wilhelminapolder grondverbeteringen moesten worden toegepast, terwijl ook onder
deze dijk slappe lagen aanwezig zijn. Teneinde de stabiliteit van deze hoofdwater
kering niet in gevaar te brengen mocht het baggerwerk niet dichter dan 15 m uit de
dijkteen worden uitgevoerd. Hierbij moest bovendien een strooksgewijze werk
methode worden toegepast met baggerstroken van ten hoogste 25 m breedte in een
31
30
CONUSWEERSTAND IN kg cm'
CONUSWEERSTAND IN kg cm'
ZAND
VEEN