Het gebruik van asfaltmastiek onder water In de waterbouw wordt reeds geruime tijd gebruik gemaakt van asfaltmastiek voor het vastleggen van stenen, die zonder deze bescherming gevaar zouden lopen door de golfslag of de stroom te worden verplaatst. Vooral voor strand- en havenhoofden wordt deze werkwijze zeer veel toegepast, met het gevolg dat de kosten voor onderhoud belangrijk zijn gedaald. De mastiek wordt tijdens laag water als een hete brij van ongeveer 170°C over de stenen uitgegoten. De pene tratiediepte wordt bepaald door de viscositeit van het mengsel en de ruimte tus sen de stenen. Door afkoeling stijgt de viscositeit en wordt de vloei afgeremd. Wordt de mastiek uitgegoten op een steenlaag onder water dan verloopt de af koeling sneller en wordt de penetratiediepte minder dan onder dezelfde om standigheden boven water. Schema van het asfaltstortapparaat 18 De ruimte tussen de stenen wordt door de mastiek geheel gevuld, zodat een steen niet meer uit het oppervlak gelicht kan worden ondanks het feit dat er van hechting van de mastiek aan de steen geen of nauwelijks sprake is. De beperking van de werkwijze tot het gedeelte boven en dicht onder het laag- waterniveau is voor vele constructies echter ongewenst. Men heeft dan ook gezocht naar methoden die een betrouwbare en economische toepassing op grotere diepte onder water mogelijk maken. Uit diverse proeven is gebleken dat het mogelijk is een goede penetratie te verkrijgen van steenmassa's onder water door de mastiek in een vat onder water neer te laten en dicht boven de bodem uit te gieten. Deze werkwijze leent zich echter niet goed voor het aanbrengen van een gelijkmatige penetratielaag. In Nederland is het water veelal te troebel om op enige diepte het gemaakte werk te zien en de plaats waar de volgende lading moet worden uitgestort te bepalen. De gedachten zijn daarom uitgegaan naar een continue verwerking met behulp van een buis, die tot dicht boven de bodem reikt. Door de onderkant van de buis regelmatig te verplaatsen is een goede verdeling over de bodem mogelijk. Bij het storten door een buis moet echter voorkomen worden dat in de buis stoom ge vormd wordt, omdat de mastiek hierdoor te snel afkoelt en de buis dus verstopt. Een krachtige stimulans voor de verdere ontwikkeling in de waterbouw is de recente toepassing van bitumineuze mengsels bij de constructie van mijnschachten. Het bitumineuze mengsel vormt hier een waterdichte vervormbare laag tussen de stalen of betonnen schacht en de wand van het geboorde gat. Bij verschui vingen in de grond blijft de isolerende laag waterdicht en blijft de schacht recht. Voor het aanbrengen van het bitumineuze mengsel moest dit van onder af geleidelijk de dikspoeling, die voor de aanleg was gebruikt, verdringen. Dit was mogelijk door een 500 m lange niet geïsoleerde buis in de dikspoeling tussen de wand van de schacht en van het geboorde gat te laten zakken en door deze buis continu het warme mengsel te laten stromen. De eerste hoeveelheden die door de buis vloeiden vormden tegen de buiswand een dunne warmteïsolerende laag, die de volgende massa tegen afkoeling beschermde. Het continue aanbrengen van deze schachtbekleding heeft enige weken in beslag genomen; verstoppingen hebben zich niet voorgedaan. Voor de samenstelling van de mastiek is een zo zachte bitumensoort gebruikt, dat het mengsel voldoende dun vloeibaar was bij een temperatuur van ca. 120° C. Bij deze temperatuur was onder de druk waarbij hier gewerkt werd geen stoom- vorming te vrezen. Ook in de waterbouw blijkt een dergelijke werkwijze bruikbaar te zijn. De toe passing van zachte bitumen is geoorloofd op die plaatsen waar de mastiek per manent onder water is en dus nooit meer warmer wordt dan 20° C. Dezelfde mastiek zou boven water zo warm kunnen worden dat zij verder gaat vloeien Het blijft niettemin van groot belang, het binnendringen van water in de buis te voorkomen. Ondanks het feit, dat het S.G. van de mastiek ongeveer het dubbele van dat van water bedraagt, kan dit worden bereikt door de uitstroomopening nauwer te maken dan de toevoerbuis. Het is theoretisch mogelijk een evenwichts- stand te verkrijgen waarbij geen mastiek meer uit de open buis vloeit; de afstand van de uitstroomopening tot de waterspiegel is dan twee keer zo groot als tot de spiegel van de vloeibare asfaltmastiek in de buis. Wordt vervolgens opnieuw Ir 19 sLAADBAK jTOEVOERBUIS jBEWEGINGSINRICHTING K/AN DE SCHUIF sUITSTROOMspleet;

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 10