als deze wordt getrokken. Het winnen van ongeroerde monsters van onsamen
hangende grond is een zeer moeilijk probleem; hiervoor worden thans een aantal
instrumenten ontwikkeld. De bus met het verkregen monster wordt aan beide
zijden met parafine afgesloten om het oorspronkelijke vochtgehalte te handhaven
tot het monster in het laboratorium kan worden onderzocht.
Het is voor het verkrijgen van een inzicht in de kwelstromen door de ondergrond
gewenst de waterspanning in diepe lagen te kennen. In sommige boorgaten wordt
daarom na het nemen van de bodemmonsters een peilbuis geplaatst.
Hiertoe wordt in de boorbuis een aan de onderzijde geperforeerde buis neer
gelaten, waarna een laag filtergrind van de gewenste gradering in de boorbuis
wordt gestort. Vervolgens wordt de buis verder aangevuld met het bodemmate
riaal dat ter plaatse gevonden is en daarna getrokken.
Ter plaatse van waterdichte lagen dient te worden voorkomen dat een stroom
langs de filterbuis verschillende stroomvoerende lagen kortsluit en daarmede de
waarnemingen verstoort. Hier wordt als aanvullingsmateriaal bentoniet gebruikt,
een stof die in het water tot zeven maal het droge volume zwelt. Deze werkwijze
maakt het zelfs mogelijk in één boorbuis twee of drie peilbuizen te plaatsen om
de waterspanning in enige lagen op een punt te meten.
De spanning van het grondwater wordt bepaald door de hoogte van de water
stand in de peilbuis te meten met behulp van een peilklokje of een elektrisch
peilapparaat. Een enkele maal komt het voor dat dergelijke peilbuizen in een
stroomgeul moeten worden geplaatst. Ten behoeve van het waarnemen moeten zij
door een stroombestendige constructie worden gesteund die aan de bovenzijde
van een bordes voorzien is en waar nodig met het oog op de scheepvaart wordt
erlicht.
Het sonderen
De draagkracht van de bodem kan worden bepaald met een sondeerapparaat.
Dit bestaat uit een buis, aan de onderkant afgesloten met een losse kegelvormige
punt, die bevestigd is aan een door de buis lopende stang. Door nu buis en punt
gezamenlijk en afzonderlijk in de grond te drukken kunnen de punt- en kleef-
weerstand samen en de puntweerstand alleen gemeten worden, waaruit de kleef-
weerstand langs de buis kan worden berekend. De drukken die nodig zijn om het
apparaat in de grond te duwen zijn dus een maat voor de draagkracht van de
grond; deze drukken worden met een oliemanometer gemeten.
Voor het sonderen op ondiep water wordt bij voorkeur gewerkt vanaf droog
gevallen schepen; op dieper water kan alleen worden gesondeerd als het schip
stil ligt, omdat iedere verticale beweging van het schip op de deining de waar
neming verstoort.
Om uitknikken van het deel van de sondeerbuis tussen maaiveld en schip te voor
komen wordt een mantelbuis toegepast, die inwendig van geleidingen voor de
sondeerbuis is voorzien. Voor het werk op diep water wordt eerst een grotere
beschermbuis, de schutbuis, enige meters diep in de grond gedreven, waarbinnen
de mantelbuis en de sondeerbuis kunnen worden neergelaten zonder hinder van
de stroom te ondervinden. Om de getijbeweging te kunnen volgen is de schutbuis,
die aan de bovenzijde aan het schip is bevestigd, telescopisch uitgevoerd.
36
KLEI J VEEN SCHELPEN
ÜHI ZAND ONGEROERD MONSTER
Hulppaal en slikponton
Voor het boren op diep en snelstro-
mend water wordt sinds enige tijd ge
bruik gemaakt van een hulppaal, waaraan
met behulp van consoles op li m af
stand een schutbuis is bevestigd. Door
nu eerst de hulppaal 8,5 m in de grond
te spuiten en te boren wordt een vaste
positie van de schutbuis verkregen, met
de onderzijde juist boven de bodem. De
afstand tussen beide buizen is voldoende
om de plaats waar geboord moet worden
door het inspuiten van de hulppaal niet
te beïnvloeden. De hulppaal is met opzet-
stukken te verlengen tot maximaal 35 m.
In verband met het grote tijverschil in Zee
land is voor het werken op de slikken een
2.25 m hoge slikponton geconstrueerd.
37
CHUTBUISj
jHULPPAALl
CONUSWEERSTAND IN
N.A.P.
t