a. Een niet samengetrokken model, dat alleen een deel van het Veersche Gat
omvat. Hiervan bedraagt de schaal 1 50.
b. Een samengetrokken model, dat een deel van de Roompot en het Veersche
Gat omvat. De lengteschaal hiervan bedraagt 1 150, de hoogteschaal 1 50.
Tijdens de uitvoering der werken zullen de resultaten van beide modellen worden
vergeleken met de uitkomsten van stroommetingen en peilingen in de natuur.
Verwacht wordt dat hiermede voldoende inzicht wordt verkregen om te zijner
tijd de schalen van de zoveel grotere modellen van het Brouwershavensche Gat en
de Oosterschelde optimaal te kunnen kiezen.
In de natuur zijn zowel in het Veersche Gat als in de Roompot op verschillende
punten waterstanden, stroomsnelheden en stroomrichtingen gemeten. De bodem
weerstand in de beide modellen werd nu zodanig gecorrigeerd, dat deze gemeten
stromingstoestand van de huidige omstandigheden op bevredigende wijze werd
weergegeven. Het in werkelijkheid optredende getij is daarbij vervangen door een
permanente stromingstoestand, waarbij alleen de maximale eb- en vloedstromen
zijn weergegeven. Voor de onderhavige problemen zijn deze stromen maatgevend.
Nadat de modellen op deze wijze waren „geijkt" kon het onderzoek zelf ter hand
worden genomen. Het samengetrokken model werd hierbij voornamelijk gebruikt
als overzichtsmodel, waarin de algemene veranderingen in het stroombeeld, die
een gevolg zullen zijn van de uitvoering der werken, werden bestudeerd. Uit
gaande van een voorlopig ontwerp, werden de richting van het tracé en de plaats
van het sluitgat in dit tracé systematisch gevarieerd.
Hierbij bleek, dat zowel een draaiing van het tracé tegen de wijzers van het uur
werk in, gerekend vanaf de richting O-W, als een verschuiving van het sluitgat
in oostelijke richting, gerekend vanaf de Walcherse oever, een vermindering
van de stroomaanval op deze oever tot gevolg hadden. In de eerste fasen van
het onderzoek werd ook het stroombeeld in het sluitgat geleidelijk gunstiger. Na
het passeren van een bepaalde toestand trad echter een verslechtering van dit
stroombeeld op.
Met behulp van de aldus verkregen gegevens is een ontwerp tot stand gekomen,
waarvan mag worden aangenomen dat de stromingstoestand in het sluitgat zo
gunstig mogelijk zal zijn, terwijl de stroomaanval op de Walcherse oever niet
sterker zal worden dan thans.
Het niet samengetrokken model heeft voornamelijk dienst gedaan als detailmodel.
Hierin is een onderzoek uitgevoerd naar de vormgeving van de landhoofden van
het sluitgat. Deze moesten zodanig worden ontworpen, dat de ontgrondingen zo
gering mogelijk zullen zijn. Voor de aansluiting met de in het sluitgat te plaatsen
doorlaatcaissons is het gewenst de landhoofden plaatselijk te voorzien van verticale
wanden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een tweetal grote dichte caissons.
Deze z.g. AX-caissons, die een lengte van ongeveer 60 meter hebben zijn o.a.
gebruikt bij de dichting van stroomgaten, die ontstaan zijn als gevolg van de
stormvloed van 1 februari 1953.
Bij deze en vroegere afsluitingen en ook uit modelonderzoek is gebleken, dat de
scherpe hoeken en de tot op grote diepte doorlopende verticale wanden van de
genoemde caissons aanleiding geven tot een sterke contractie van de hoofdstroom
benedenstrooms van het sluitgat. De hoofdstroom wordt daarbij als het ware
Een onderzochte sluitgatvorm met sterkste contractie van de stroom benedenstrooms
van het sluitgat
samengeknepen tussen twee grote randneren. Op de grens van de hoofdstroom
en de randneren ontstaan als gevolg van wervelingen grote verdiepingen in de
bodem, waardoor de stabiliteit van de dam in gevaar kan worden gebracht. Ter be-
beperking van dit gevaar moet dan een uitgebreide bezinking worden toegepast.
In het ontwerp van het sluitgat in het Veersche Gat is getracht dit te vermijden
door op de hoeken van de landhoofden kribben uit te bouwen. Van deze kribben
bestaat alleen het bovenste deel (tot N.A.P. 5,00 m) uit een verticale wand.
Er wordt namelijk gebruik gemaakt van een klein type caisson. Het onderste deel,
dat uit een opstorting van mijnsteen bestaat, heeft een talud 1 6. Hierdoor ont-
k staan minder sterke wervelingen dan in het geval van een tot op de volle diepte
(N.A.P. 11.00 m) doorlopende verticale wand. De plaats van de kribben is
aangepast aan de richtingen waarin de aanstroming van het sluitgat over de eb
en de vloed plaats vindt. Ze werpen de stroom zodanig uit, dat deze juist langs de
AX-caissons trekt. Hierdoor is bereikt, dat de volledige opening door de stroom
wordt benut, terwijl tevens de grootste contractie en daarmede de grootste snel
heid, in het zwaar verdedigde sluitgat optreedt.
In aansluiting op dit onderzoek is het uitvoeringsschema voor de aanleg van de
damgedeelten aan weerszijden van het sluitgat vastgesteld. Beide damvakken
worden gedeeltelijk uitgebouwd met behulp van mijnsteenkaden en overigens met
eenheidscaissons. De lengte waarover mijnsteenkaden kunnen worden toegepast
I* 29
.TROOMSNELHEID
STROOMBAAN
EENHEIDSCAISSONS1
OP MUNSTEEN
t