A «i 3 S E - 2.5 Z ut Q 2 20 100*% GROOTTE v SO°/o 0°/o .d. DOORSTROOMOPENING t.o.v. HET OORSPRONKEL'JK PROFIEL Verband tussen doorstroomppe- ning en max. stroomsnelheden. Het laatste deel van de opening wordt in één kentering gesloten TOELAATBARE MAX. STROOMSNELHEID 3/4 m./sec. sluitgat een breedte verkrijgen van ruim 100 m, teneinde de stroomsnelheden beneden het toelaatbare maximum te houden. De sluiting van dit gat geschiedde met behulp van vier caissons, waarvan eerst twee als landhoofden werden geplaatst. De stroom snelheid liep daarna al belangrijk op. Nadat de derde caisson was geplaatst, werd de maximum stroomsnelheid zeer hoog en men heeft de volgende kentering, die in de nacht viel, moeten gebruiken om met de vierde caisson het overblijvende gat te sluiten. Wegens het vergevorderde werkseizoen was het noodzakelijk de grote risico's van deze sluitingsmethode te aanvaarden. Het gemiddelde vloedvolume van het gebied achter de dijkdoorbraak bij Ouwerkerk bedroeg rond 40 min m3, d.w.z. dat tussen de laagwater- en de hoogwaterkentering deze hoeveelheid water naar binnen stroomde. Bij het Veersche Gat bedraagt het gemiddelde vloedvolume echter 70 min m3 en bij de Oosterschelde zelfs ca. 1000 min m3. Een afsluiting van het Veersche Gat met gesloten caissons is vrijwel niet meer uitvoer baar, omdat dan op één kentering meerdere caissons zouden moeten worden geplaatst en dat is binnen het raam van een werkplan met aanvaardbare risico's niet mogelijk. Voor de grotere afsluitingen is het dus absoluut noodzakelijk een andere methode te volgen. Dit heeft er toe geleid een werkplan op te stellen, waarbij in het sluitgat een uit doorlaatcaissons samengestelde hulpsluis wordt gebouwd, die op een daartoe met zorg gekozen tijdstip kan worden gesloten. De doorlaatcaissons worden drijvend aangevoerd; daartoe zijn de doorlaatopeningen in de langswanden met de schuiven en met tijdelijke schotten afgesloten, zodat een bak ontstaat. De caissons worden bij achtereenvolgende kenteringen één voor één boven de drempel in het sluitgat gebracht en door het inlaten van water op deze drempel geplaatst. Na de plaatsing van iedere caisson worden de afsluitmiddelen verwijderd of geopend, zodat het water vrij door de caisson kan stromen. Zodra alle caissons zijn geplaatst kunnen op een geschikt ogenblik de schuiven worden gesloten waarop de dam verder in stroomloos water kan worden aangelegd. v 12 De sluiting bij Ouwerkerk in 1953 KLM-Aerocarto Sluiting van het gat in de dijk bij Kruiningen met één gesloten caisson KLM-Aerocarto 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1959 | | pagina 8