De waterhuishouding in het Deltagebied bij normale zeestanden nader in te gaan op de reële betekenis, die dit fictieve uitgangspunt voor de grond mechanica heeft. In dit verband moge slechts worden opgemerkt, dat de genoemde veronderstelling reeds lang wordt beschouwd als de meest geschikte grondslag voor de beoordeling van de stabiliteit van een grondlichaam. Indien dan bij de berekening doorgaande glijvlakken worden gevonden, moet stabiliteitsverlies worden gevreesd. Door gebruik te maken van een berekeningswijze, bekend als de methode der karakteristieken, is men er bij het Laboratorium voor Grondmechanica in geslaagd dit vraagstuk te benaderen. Het bleek daarbij mogelijk om willekeurige stromings toestanden op eenvoudige wijze als inwendige belasting in te voeren. Ter beoordeling van de stabiliteit van een bepaalde dijk zal men dus eerst door be rekening of proeven de stromingstoestanden moeten bepalen, die onder verschil lende omstandigheden in het dijklichaam zijn te verwachten. Met inachtneming van deze stromingstoestanden kunnen dan de nodige stabiliteitsberekeningen worden uitgevoerd, op grond waarvan dan tenslotte kan worden vastgesteld of het ontwerp aan de gestelde eisen voldoet. Voor de dam door het Veersche Gat werd een dergelijke berekeningswijze reeds gevolgd. Het gehele hierboven geschetste onderzoek heeft geruime tijd in beslag genomen en is vooral met betrekking tot de mogelijkheid van zettingsvloeiing nog niet beëindigd. Toch zijn thans reeds waardevolle gegevens verkregen en zijn in verschillende op zichten betere grondslagen gelegd voor een doelmatig ontwerp van de grote dammen. 12 De huidige toestand De aandacht die men in vroeger tijden aan het water besteedde, betrof in Nederland hoofdzakelijk de stormvloedbeveiliging, de scheepvaartwegen en de afwatering. Met het voortschrijden van de ontwikkeling op welhaast elk gebied is echter ook het ge bruik van water een factor van betekenis geworden. De hoeveelheden die benodigd zijn, nemen steeds toe en de eisen die aan de kwaliteit van het water worden gesteld, worden hoger. Het gaat niet alleen meer om afvoer van overschotten, doch evenzeer om aanvulling van tekorten, om waterbeheersing in de meest uitgebreide zin van het woord. In dit verband heeft dan ook in de huidige tijd het begrip waterhuis houding ingang gevonden. Wat betreft de aanvoer van water is Nederland in hoofdzaak aangewezen op het buitenland, dat wil zeggen op de Rijn en de Maas, alsmede op enige kleine rivieren en beken. Het aandeel van de Rijn hierin bedraagt omstreeks 90 Globaal overzicht van de 300 mg ClU grenzen bij hoog- en laagwaterkentering in de beneden rivieren voor normale en zeer kleine afvoeren. KRIMPEN a.J.LEK^ 300 mg Cl/l grens bij L W, gemiddelde Bovenrijnafvoer 2200 m3jsec 300 mg ClU grens bij HW, gemiddelde Bovenrijnafvoer 2200 m3/sec 300 mg ClU grens bij L W, minimum Bovenrijnafvoer 620 m3/sec 300 mg Cl/l grens bij HW, minimum Bovenrijnafvoer 620 m3/sec meest landwaarts waargenomen 300 mg Cljl grens bij HW in 1919 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 8