Een rietplaten zinkstuk tijdens het ballasten Een tweede stuk was 30 m breed en 38 m lang en bestond, van onder naar boven, uit: 1een onderrooster van rietwiepen 0 15 cm, 2. een laag Gelders hout in lengterichting, zijdelings opgesloten door een rieten sluit- wiep, 3. een laag Gelders hout in breedterichting, zijdelings opgesloten door een rieten sluit- wiep, 4. een laag riet in breedterichting, 5. een laag rietmatten in lengterichting, 6. bovenrooster van rietwiepen 0 15 cm, verbonden aan onderrooster met nylon en touw, 7. proppen en zinkstroppen volgens normale constructie. Een derde stuk was vrijwel gelijk aan het tweede, met dien verstande, dat de wiepen van het onderroosterwerk 0 10 cm, i.p.v. 0 15 cm, zijn genomen en dat enkele prak tische wijzigingen zijn aangebracht in de verbinding van de randen van onder- en bovenroosterwerk. Het onderroosterwerk van gelast rondstaal werd in het tweede en derde stuk ver vangen door een roosterwerk van wiepen, opdat het stuk zich beter kon voegen naar de oneffenheden van de bodem. Het drijfvermogen van deze rieten zinkstukken is vrij groot. Voor het tweede en derde stuk was ongeveer 115 kg steen per m2 nodig om te zinken; bij een normaal rijshouten stuk is dit 80 tot 100 kg per m2. Bij verdere toepassing zal waarschijnlijk nog wel iets op rijshoutvulling en op riet- gebruik bezuinigd kunnen worden, waardoor de prijs vrijwel gelijk komt te liggen met die van een normale rijshoutconstructie. Het eerste en het tweede stuk zijn gezonken op een diepte van ongeveer 5 m, het derde in 15 m water. De gedragingen tijdens het zinken komen niet geheel overeen met die van een normaal zinkstuk van rijshout. De proefnemingen zullen worden voortgezet, waarbij de nodige aandacht zal worden gegeven aan een eventuele betuining, aan het ballasten, eventueel vóórballasten en aan de wijze van zinken. 34 Dijkverhogingen op het eiland Rozenburg In opdracht van het waterschap de Brielse Dijkring zijn in het kader van het Delta plan een aantal dijkverzwaringen uitgevoerd langs de Rotterdamse Waterweg. Na de stormvloed van 1953 beraamde men plannen om de zwakste schakels in de hoofdwaterkering te versterken. Toen spoedig daarna bleek, dat men in het kader van de Deltawerken op aanmerkelijk hogere waterstanden moest rekenen dan die, waarvan men bij de plannen aanvankelijk was uitgegaan, achtte men het nodig de verzwaring van genoemde dijkvakken meteen tot Deltahoogte te doen plaats vinden. Dit had tot gevolg, dat vooral de dijk langs de Rotterdamse Waterweg van de polder „God Zij Dank" af tot het Botlekgebied belangrijk moest worden verhoogd. Deze hoofdwaterkering, die langs de Krabben- en Graspolder en langs de polder Rozen burg en Blankenburg loopt, kon niet op alle plaatsen op gelijke wijze worden versterkt. Voorzover ruimte en plaatselijke situatie het toelieten, geschiedde dit door verzwaring aan de binnenzijde. Op deze wijze werd ongeveer de helft van de 5600 m lange dijk versterkt. Bij de andere helft is over een lengte van 1000 m de verzwaring aan de buitenzijde aangebracht, terwijl 1800 m dijk geheel is verlegd. Door die verlegging kon men een veertigtal tot dusver buitendijks gelegen woningen binnen de hoofd waterkering brengen. 35 KRABBEN-EN GRAS POLDER Pr DE QOUOMUN ROZENBURG EN BLANKENBURG Zwortewaol Oy 4km

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 19