iÉnflh Ki
smm
mmm
IS.OO m
15.OO
pDAMWANDl
§gigi:
/7.5Qm
/7.50m
1.3.
Enige onderzochte drempelvormen; T. 3. is uitgevoerd
T.5.
Voor de drempel en de aansluitende bodem moest een zodanige vorm worden gezocht
dat geen ontoelaatbare ontgronding zou ontstaan.
De rivierbodem werd in het model gevormd uit fijn zand, waardoor de vorm en de
wijze van ontstaan van de ontgronding voldoende nauwkeurig werden weergegeven.
De aanslag van de schuiven was ontworpen op N.A.P. 6,50 m, gelijk aan de diepte
van de rivier.
Begonnen werd met een geheel vlakke drempel, breed 15 meter. Hierbij ontstond bij
het heffen van de schuif een belangrijke ontgronding. Vervolgens werden andere
vormen van de drempel beproefd, waarbij er naar is gestreefd om door opstaande
randen het ontstaan van een naar boven gerichte stroom en een bodemneer met
horizontale as te bevorderen. De beste oplossing, die dan ook is uitgevoerd, bestaat
uit een betonnen drempel, breed 7,50 m, met bovenzijde op N.A.P. 6,50 m, voor
zien van een langsverdieping aan elke zijde van de aanslag.
Bij het sluiten van de schuif is de waterstroom aanvankelijk ongeveer horizontaal
over de bodem gericht met daarboven een neer, maar bij het verder verkleinen van
de opening slaat het stroombeeld om, waarna de straal naar boven gericht is met
daaronder een bodemneer (retourstroom), die de waterstraal van de bodem afhoudt.
Uit de proeven is gebleken, dat indien de waterkering bij een niveauverschil van 1,25 m
geopend moet worden, de schuif slechts ca. 1 m mag worden geheven, omdat dan de
bodemneer de stroom nog van de bodem afhoudt. Wanneer het verval voldoende is
afgenomen kan de schuif verder worden geheven.
De vertikale kracht die nodig is om de schuif te heffen wordt o.a. beïnvloed door de
zuigkracht die een waterstroom onder een schuif op deze constructie uitoefent en
door de vorm van de constructie.
Het onderzoek werd uitgevoerd voor twee schuifvormen. De eerste vorm werd onder
zocht in 1954 en gaf de hefkracht als functie van de hefhoogte en het verval. Hierbij
was de beplating nagenoeg vlak. Het resultaat bleek aanvaardbaar te zijn.
In 1956 werd een gewijzigd ontwerp, met gebogen beplating, onderzocht. De hefkracht
bleek groter te zijn dan mocht worden aanvaard. Daarom is er van afgezien, de
sterkte van de beplating deels in de gebogen vorm te zoeken en de schuif heeft dan ook
uiteindelijk een vlakke beplating gekregen.
30
Bij het neerlaten van de schuif trekt de stroom langs de bodem en veroorzaakt ont
gronding