Invloed van de bemaling buiten de bouwput
Tengevolge van de diepe bemaling zal een verlaging van de waterspanning ontstaan
in de grove zandlagen op een diepte van 25 tot 32 m. Deze verlaging beperkt zich
niet tot de ondergrond van de bouwput zelve, maar zal zich tot enige kilometers in
de omtrek kunnen uitstrekken.
Of en in hoeverre deze verlaging nog invloed zal hebben op de grondwaterstand in
de hogere grondlagen, is niet met zekerheid te voorspellen.
Tijdschema
Met het heien van de tijdelijke damwandschermen en het pulsen van de pompputten
is omstreeks half juni 1958 een aanvang gemaakt.
De nodige elektrische stroom voor de bemaling zal worden verkregen door de in
stallatie van een aantal dieselaggregaten in de bouwput, waarbij een grote reserve
in vermogen zal worden aangebracht.
Gezien het zeer grote aantal putten dat moet worden gemaakt, zullen enige maanden
verstrijken voordat met de eigenlijke bemaling kan worden aangevangen.
Het tijdstip waarop de bouwput droog komt zal in het komende najaar vallen.
Het ontwerp van de uitwateringssluizen in het Haringvliet
De grote bouwput voor de uitwateringssluizen in het Haringvliet zal in de komende
jaren het toneel zijn van grote bedrijvigheid. Het betonwerk van de 17 sluizen zal,
met inbegrip van de verkeersbruggen van voorgespannen beton, in ca. zes jaar moe
ten worden voltooid om de daarop volgende afsluiting van het Haringvliet in het
jaar 1968 te kunnen doen geschieden.
De wenselijkheid om de bouwtijd zoveel mogelijk te beperken was destijds mede
aanleiding tot de keuze van het ontworpen dijktracé. Daarbij toch bleek de bouw
van één enkele, 1400 m brede bouwput mogelijk zonder ontoelaatbare vernauwing
van het doorstromingsprofiel in het zeegat.
In de grondslag werden eerst op N.A.P. 20 m voldoende draagkrachtige lagen
aangetroffen, hetgeen leidde tot het besluit het gehele bouwwerk op betonnen
palen te funderen.
Aan de spuisluizen moeten zware eisen worden gesteld t.a.v. de bedrijfszekerheid.
Voor het keren van de zee is het van belang elke sluisopening te voorzien van twee
beweegbare waterkeringen. De vlotte afvoer van rivierwater en ijs moet worden
verzekerd, hetgeen ruime afmetingen van de sluisopeningen vereist; in extreme
gevallen moet het manoeuvreren van ijsbrekers in de doorlaatopeningen mogelijk
zijn.