Doorsnede A DAMWAND SPANNINgSBEMAllNG I VACUUMBEMAl'NG 1 1 DAMWAND SPANNING SB EM A L t NG VACUUM BEMALING Doorsnede B De diepe bemaling, die het karakter heeft van een z.g. spanningsbemaling, zal ge schieden met onderwaterpompen die ieder een capaciteit hebben van 60 m3/uur. Deze pompen bezitten een manometrische opvoerhoogte van 25 m; zij zijn ook gebruikt bij de bouwputten voor de Velsertunnel. Uit de gemaakte berekeningen is gebleken dat de diepe bemaling, die de grondwater stand ter plaatse van de te maken landhoofden tot een peil van N.A.P. 18 m moet verlagen en in het overige gedeelte van de put tot een grootste diepte van N.A.P. 11 m, niet geheel kan worden bewerkstelligd door één rij putten langs de omtrek van de bouwput. Ter plaatse van de landhoofden is een tweede rij putten nodig, die eerst wordt ge- installeerd nadat de spanning van het diepe grondwater is verlaagd tot een peil van circa N.A.P. 12 m. Voor de eerste fase van de diepe bemaling zijn nodig 56 putten; voor de tweede fase waarbij een rij putten wordt aangebracht op een niveau van N.A.P. 10 m, zijn er 35 nodig. Tijdens deze tweede fase kunnen dan echter 12 van de eerste fase wor den verwijderd, zodat in totaal 79 putten in bedrijf komen met een totale water opbrengst van circa 4500 m3/uur. De ondiepe bemaling zal worden tot stand gebracht door een z.g. vacuumbemaling waarbij de putten rechtstreeks op een ring-zuigleiding worden aangesloten. Het is hierbij niet mogelijk af te malen tot een peil lager dan 8 m beneden de centrale ring leiding. Aangezien over het grootste deel van de bouwput het water moet worden verlaagd tot N.A.P. 12 m en bij de landhoofden zelfs tot N.A.P. 18 m, is het nood zakelijk de vacuumbemaling ook in twee trappen uit te voeren. De eerste trap wordt aangelegd op een niveau van N.A.P. 3,50 m nadat het water in de put door middel van een open bemaling is verlaagd tot circa N.A.P. 4 m. De tweede trap wordt aangebracht op een niveau van N.A.P. 7,50 m. De onderlinge afstanden der bronnen zijn zodanig bepaald dat iedere bron maximaal 1 m3/uur levert. De afstanden tussen de bronnen in de eerste trap worden dan 7,50 m en in de tweede trap 5 m. 12 ls. Na het aanbrengen van de bronnen in de tweede trap kunnen die van de eerste worden verwijderd. Er zijn dan maximaal 600 bronnen in bedrijf voor de ondiepe bemaling, met een totale opbrengst van ten hoogste 600 m3/uur. Zoals reeds vermeld, zijn de holocene lagen in verticale zin slecht doorlatend. Het zal dan ook niet mogelijk zijn, met de genoemde vacuumbemaling een volledige ontwatering te bewerkstelligen. Over de horizontale slib- en kleilaagjes zal een hoeveelheid water gaan uittreden langs de taluds in de bouwput. Op de meeste plaatsen zijn de hellingen hiervan zo flauw 1 op 6 en flauwer)dat dit niet tot uitvloeien van de taluds zal leiden. Met name echter ter plaatse van de te maken landhoofden zal de binnenkant van de bouwput tot grote diepte onder een sterke helling van 1 op 3 en plaatselijk zelfs 1 op 2 moeten worden ontgraven. Teneinde hier uitvloeiing te voorkomen en de ontwatering tot grote diepte mogelijk te maken worden langs de noord- en de zuid- i< zijde van de bouwput twee rijen damwand geheid. De eerste rij van N.A.P. tot 12 m en de tweede van 10 tot 22 m diepte beneden N.A.P. Deze damwanden hebben evenwel het bezwaar dat de binnenteen van de ringdijk niet kan draineren. Daarom worden in deze teen buiten de damwandschermen ook bronnen aangebracht. Ter controle van de grondwaterstand tijdens de bemaling zal, verspreid over de gehele bouwput, een groot aantal waarnemingsputten worden aangebracht, waarin de grondwaterstand regelmatig zal worden gemeten. DAMWAND Fragment doorsnede A SPANN I NGSBEMALI NG 1 TP AP VACUUMBEMALING 2* TRAP VACUUMBEMALING DAMWAND /////"Z//A/////. OUD PLEISTOCEEN A/, 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 8