voorkomen. Hoewel de maximale stormvloedverhogingen slechts enige decimeters zullen bedragen, zullen dus toch op enige plaatsen langs de Grevelingen, het Krammer en het Volkerak dijkverzwaringen moeten worden uitgevoerd. Voor zover zij zijn gelegen langs de Grevelingen, moeten deze dijkverzwaringen worden uitgevoerd voordat de Grevelingen geheel wordt afgesloten. Zij zijn, evenals een aantal andere bijkomende werken, niet in het opgestelde tijdschema voor de afsluiting van de Grevelingen opgenomen. Het tracé van de dam door de Grevelingen Zoals reeds vermeld, is de voornaamste functie van de Grevelingen dam, te voor komen dat door de afsluiting van het Brouwershavensche Gat te grote stroom- snelheden in het Zijpe zouden ontstaan. Ook mag de afsluiting van de Grevelingen zelf in het Zijpe geen ontoelaatbare vergroting van de stroomsnelheden ver oorzaken. Vanzelfsprekend weegt dit punt zwaar bij de keuze van het damtracé. Een tracé gelegen aan de westzijde van de Bocht van St. Jacob zou tot te grote stroomsnelheden in het Zijpe aanleiding geven, wanneer na de Grevelingen ook het Volkerak zal zijn afgesloten. Dit gegeven beperkt reeds het gebied, waarbinnen het tracé kan worden gekozen, tot de strook tussen de Bocht van St. Jacob en het Noorderslaak. Het tracé zal dus over de Plaat van Oude Tonge moeten lopen. De afsnijding van de Bocht van St. Jacob zal de stroom door het Noorderslaak doen toenemen, waardoor de aanval op de Plaat van Oude Tonge zal worden versterkt. Uit vergelijking van peilkaarten van verschillende jaren blijkt, dat het geulen- en bankenstelsel in dit gebied reeds voortdurend verandert. Aangezien de waterbeweging in de geulen zeer gevoelig is voor veranderingen in de topografie van dit gebied, is de definitieve keuze van het tracé van veel belang voor de uit voering van de dambouw. Het is daarom noodzakelijk aan de keuze van het tracé een uitgebreid waterloopkundig onderzoek te doen voorafgaan. Hiertoe is in het Waterloopkundig Laboratorium in de Noordoostpolder een model in aanbouw, waarin ook het getij kan worden nagebootst. In dit model zal tevens worden bestudeerd op welke wijze na afsluiting van de Grevelingen de getijstromen over het traject KrammerNoorderslaakZijpe het beste kunnen worden geleid, om ontoelaatbare uitschuringen te voorkomen. De verkeersbelangen pleiten voor een aansluiting van de dam aan Overflakkee op een punt niet ver ten westen van Oude Tonge. In de situatietekening is een tracé aangegeven, dat aan de verlangens op waterloopkundig- en verkeersgebied op niet onbevredigende wijze lijkt te voldoen. Dit tracé moet nog als voorlopig worden beschouwd. Slechts het punt waar de dam aan de oever van Duiveland moet aansluiten en de richting van de dam op dat punt zijn inmiddels vastgesteld. Voor de aansluiting van de dam op de oever van Duiveland moest een keuze worden gemaakt tussen een punt ten westen en een punt ten oosten van Bruinisse. Op het eerste gezicht lijkt een aansluiting aan de oostzijde van Bruinisse de voorkeur te verdienen, aangezien de dam in dat geval korter wordt dan bij een aansluiting aan de westzijde. Bovendien heeft een aansluiting aan de oostzijde enig voordeel met betrekking tot de stroomsnelheden in het Zijpe na afsluiting van de Grevelingen. Er zijn echter andere overwegingen, die pleiten voor een aan sluiting aan de westzijde. Kistdam ter versterking van de hoogwaterkering in Bruinisse In de Grevelingendam zal een schutsluis nodig zijn ten behoeve van de scheepvaart. Deze sluis zal vrij groot moeten zijn, omdat het aannemersmaterieel en de mate riaaltransporten, benodigd voor de afsluiting van het Brouwershavensche Gat, de sluis zullen moeten passeren. Gedacht wordt aan een sluis met een schutlengte van 120 m, een breedte van 16 m en een drempeldiepte van 5,00 m N.A.P. De beste plaats voor de sluis is gelegen langs de geul onder de oever van Duiveland. Het voorland aan de oostzijde van Bruinisse is echter te smal voor de bouwput, die voor de sluis wordt vereist en voor de leidammen langs de toeleidingskanalen naar de sluis. De westelijke ligging van de dam en daarmede van de sluis heeft voor de scheepvaart bovendien het voordeel dat voldoende afstand ontstaat tussen de sluis en de drukke vaarweg ZijpeNoorderslaak. Een aansluiting aan de oostzijde van Bruinisse zou verder het nadeel hebben dat de bestaande gemeentehaven onbruikbaar zou worden en dat voor de aanleg van een nieuwe haven een poldertje met goede landbouwgrond zou moeten worden opgeofferd. Bovendien zou Bruinisse door de weg over de Grevelingendam worden afgesneden van zijn haven. De zwakke plaats in de hoogwaterkering van Duiveland, die zich in de omgeving van de bestaande gemeentehaven bevindt, zou bij een aansluiting van de dam aan de oostzijde van Bruinisse juist in het gebied met maximum stormvloedverhoging komen te liggen, hetgeen kostbare maatregelen noodzakelijk zou maken. Bij een aansluiting van de dam aan de westzijde van Bruinisse zal versterking van de zwakke plaats in de hoogwaterkering nog wel nodig zijn, doch deze kan dan op een goedkope en meer bevredigende wijze geschieden. De bovengenoemde overwegingen hebben er toe geleid dat het aansluitingspunt van de Grevelingendam aan de westzijde van Bruinisse is geprojecteerd. De afmetingen van de uit te voeren werken en de beperkingen die de situatie oplegt (de loop der geulen, de breedte van het voorland, de bebouwing, de structuur van het terrein na herverkaveling), zijn zodanig, dat bij het ontwerpen van deze werken vrijwel geen mogelijkheid voor andere oplossingen overbleef. Door deze factoren worden derhalve het aansluitingspunt en de aansluitingsrichting van de Grevelingendam aan de oever van Duiveland vastgelegd. 41 40

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1958 | | pagina 22