•in
Keerett ivij ons clan naar vroegere dagen, en
vernemen wij wat door oudheidkundigen uit de
kronijken en geschiedenissen van dien tijd, bij ver
gelijking van oude kaarten 1) en andere echte be
scheiden, geput is, om ons eenig denkbeeld te
kunnen vormen van hetgeen voormaals daar aan
wezig was.
Tot in liet midden der 13de eeuw, zoo niet lan
ger, was Zaamsiag een afgezonderd eiland, hetwelk
uit vier polders, n. 1. den Zaamslagpolder, den
Gravenpolder, Diepenee en Oud-Othene bestond,
en behalve Zaamsiag ook nog de dorpen en paro
chie n Aandijk en Othene bevatte 2).
Gelijk schier geheel het christelijk Europa door
de geestelijke ridderorde der tempelheeren hare
commendenhare uitgebreide landgoederen, hare
'tempelhuizen had, die hier en daar de koninklijke
paleizen in grootte en pracht overtroffen, zoo ook
bezaten de tempelheeren te Zaamsiag eehe precep-
torie, welke in 1282 door ridder geraekd, heer
van der Maelstede 3)', begiftigd werd met landerijen
ter opbouwing van den zoógenaamden h. tempel
van Zaamsiag 4).
Hetzij te regt of wel ten onregte beticht met
uitspattingen van zedeloosheid, welke de kiesch-
heid verbiedt te noemen, zoodat er naauwelijks
eenige ongebondenheid bekend is, aan welke de
tempelheeren, wier naam nog in een spreek-
ZA AALSLAG