de heilige drievuldigheid mitsgaders tegen de
fondamintale gronden en hoofdpunten van de ware
christelijke gereformeerde religie, niet tégenstaande-
ons voorgaand plakaat van den 10 Februari]' 1656;
en dat vele derzelve vóór dézen bij order van de
regering, na voorgaande visitatie en examinatie-
door de theologische faculteiten dezer landen, op
gezocht, in bewaring gehouden en verbrand zijn,
wordende daardoor [door die boeken en schriften]
de naam Gods niét alleen zeer gruwelijk onteerd
en gelasterd,, maar de gemoederen van vele onzer
ingezetenen ontrust, en de kerken geschapen ge-
bragt te worden tot scheuring en verwarring. Zoo
is't, dat wij,, achtervolgende onzen pligt, bij resum
tie van het voorzeide ons plakaat, en naar het
loffelijk exempel van velé christen potentaten en
overheden, niets meer. ter harte nemende dan de
eere van Gods heiligen naam, en den welstand van
Christus* kerke, tot voorkoming van alle scheuring
en verdere verwarring, zoo in de kerk, als in de
policie, inter iiceren. eenen, iegelijken, van wat staat
of conditie hij zij, eenige van de voorzeide socini-
aansche dwalingen in de landen, steden en plaatsen,
immediatelijk behoorende onder de generaliteit, in
te voeren of gemeen te maken, of daartoe bijeen
komsten of samenrottingen te houden, op pene, dat
diegene, die zulks zoude jnogen gedaan hebben, als
sen. lasteraar van Gods heiligen naam, en pertux—
GHÏSEL ItEBBERECHT. a