terug te keeren en deze op mij den indruk maakte
van eene gevangenis, daargestfeld met liet uitslui
tend oogmerk om mij en mijne makkers van onze
vrijheid te berooven en met allerlei vreemde ge
woonten en moeijelijke lessen te pijnigen. Groot
was dan ook liet heimwee, dat mij gedurende den
eersten tijd op de kostschool overviel. Langzamer
hand evenwel gewende ik aan alles en begon ik
het doel der inrigting beter te beseffen, en was het
heengaan droevig geweest, toen de vacantie daar
was, was dan ook het wederzien des te zaliger.
Tier malen smaakte ik dit zoet genot eener school-
vacantie, alvorens eene inrigting te verlaten, welke
ik immer met genoegen herdenk, al ben ik de
meening niet toegedaan, dat onze schooljaren de
gelukkigste onzes levens zijn. Zij worden slechts
gelukkig in onze herinnering, en wat beteekent een
geluk, dat geen heden kent, maar alleen in het
verleden leeft? Onze verbeelding herdenkt slechts
de aangename zijde van het schoolleven, vergeet
ten laatste ten eenenmale de keerzijde en zoo is
men er toe gekomen om dien tijd eene hoedanig
heid toe te schrijven, die ik voor mij eerst aan
latere jaren toeken. De herinnering van wel en
wee zelden even regtvaardig, staat dikwijls tot de
werkelijkheid als het haken tot het bezit. Maar
al vind ik mijne schooljaren niet de gelukkigste
mijns levens en ik heb hoegenaamd geene
I 02
MIJNE REIS