s
O
1
Ik heb de tijd
- grammaticaal -
en ik vind plaats
in een verhaal.
Ik ken de spraak
maar ik wil taal;
de tijd ligt braak,
horizontaal.
Ik heb de tijd,
fc" ik ben de wijs,
öO het wijsje kwijt,
g en ik vind plaats
0>
<0
(O
0>
%s%
- maar tussentijds
en buitengaats -
in al dat wijds
dat ik weerkaats.
Een reis om de wereld in een mum
van taal; een vlucht van woorden
om de wereld, ad perpetuum.
Een vlucht doodgewone, moe gehoorde,
verweerde woorden, een hoge vlucht
van tekens op de trek benoorden
de ijsgrens in al veel te dunne lucht
waar spraak zich oplost in het ijle,
betekenis in een abstracte tucht
van hoger honing die bij wijlen
verbloeming is van ademnood,
waar woorden soms willen verwijlen,
schoon Martinus 't hun verbood.
Wat zijn woorden dan een aardse
mondvol manna, hemels brood?