MODERNITEIT
5C- ^£a. i
HIER
Kort na mijn poëtisch debuut in 1968 publiceerde ik, in mijn
hoedanigheid van doctorandus in de Romaanse talen, in het -
tweetalige - wetenschappelijke blad Revue des Langues vivantes/
UJ Tijdschrift voor Levende Talen (universiteit Luik, XXXVII-1971
n° 4) een artikel, getiteld 'Martinus Nijhoff en Guillaume
Apollinaire, dichters van een nieuwe wereld'. Het was een
vergelijkende studie tussen twee lange en ambitieuze gedich-
ten: 'Awater' van de Nederlander en 'Zone' van de Fransman.
In 1981 werd dit stuk door samensteller Dirk Kroon opge-
nomen in Nooit zag ik Awater zo van nabij (uitgeverij BZZTÖH,
2 Den Haag), een bundeling van alle interpretaties - tot dan toe
UJ - van Nijhoffs gedicht. En nog later, in 2013, verscheen onder
de titel 'Guillaume Apollinaire en Martinus Nijhoff, dichters
tussen oud en nieuw' een wat gewijzigde versie van dit opstel
in mijn essaybundel De oude wereld moe (In de Knipscheer,
Haarlem).
Wie mijn eigen poëtische oeuvre op de voet heeft gevolgd, zal
weten dat in de Nederlandse literatuur Martinus Nijhoff altijd
mijn grote leidsman is geweest, zoals de rattenvanger van
Hameln dat, zo lezen we toch in zijn curieuze opstel uit 1927
met de sprekende titel 'De pen op papier', voor de dichter van
g Awater was. In mijn poëziebundel Met ogen vol vergetelheid
(Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1989) is in het gedicht 'Ars
30 poëtica' sprake van 'wijze bijen' en 'hun koningin', een
g duidelijke knipoog naar de lezer die 'Het lied der dwaze bijen'
0) in zijn mars heeft. En tien jaar later, in mijn bundel Taaigetijden
O bij dezelfde uitgever, werd nog maar eens, veel explicieter dit
keer, in het slotdeeltje uit de cyclus 'Een klein tijdsretabel',
(B gezinspeeld op hetzelfde spraakmakende vers van Nijhoff.
En voor wie het nog niet duidelijk genoeg zou wezen achter
q wiens banier ik me schaar, is er in de vrij recente bundel Blauw
<3 slik (uitgeverij P/In de Knipscheer, Leuven/Haarlem) het ge-
(B dicht 'Weg uit zichzelf', waarvan het vertrekpunt de lectuur
van 'De pen op papier' was.
In portefeuille heb ik ook nog een vers dat ik 'Echo' heb ge-
noemd en waarin Nijhoffs 'Het uur U' nagalmt.
'Canon', een ander nog ongebundeld vers van mijn hand,
waarin een bont gezelschap van mijn favoriete Nederlands-
qq talige dichters, 'bien étonnés de se trouver ensemble', opduikt,
vangt aan met de naam Nijhoff.
01
cc