I
GESPREK met hella s. haasse
I&1ÖTSEN?'
ef\
v©
Altijd heb ik Hella S. Haasse beschouwd als één van de grootste
Nederlandse auteurs uit de twintigste eeuw. Velen waren van
oordeel dat zij eigenlijk als vierde hoorde bij de steeds weer
gevierde drie groten: Harry Mulisch, Gerard Reve en Willem
Frederik Hermans. Maar nooit werd zij samen met hen ge
noemd. Misschien omdat zij een vrouwelijke auteur was.
Nochtans meen ik dat haar oeuvre beter bestand zal zijn tegen
de erosie van de tijd dan dat van Gerard Reve.
Ik heb haar leren kennen op 27 november 1968 toen zij een
lezing gaf voor het Willemsfonds in Brussel. Onmiddellijk viel
mij haar mooie uitspraak van de Nederlandse taal op. Een taal
die alleen bij professor Garmt Stuiveling nog muzikaler klonk.
De culturele vereniging Willemsfonds bood mij de gelegenheid
regelmatig Nederlandse auteurs voor een lezing in Brussel uit te
nodigen. Zo kwamen niet alleen Hella S. Haasse, maar ook Bert
Schierbeek, C. Buddingh', Jan Willem Holsbergen, Rudolf Geel
en de Surinaamse schrijfster Bea Vianen aan de beurt.
Het hierna volgend interview werd opgenomen in februari
1987 in Amsterdam en werd twee maanden later gepubliceerd
in het literaire tijdschrift De Vlaamse Gids. Daarom is het nage
noeg onbekend gebleven in Nederland.
In 2004 werd aan Hella Haasse de Prijs der Nederlandse Lette
ren toegekend.
De laatste keer dat ik haar zag was op 10 april 2008, toen ik
haar bezocht in haar flat, gelegen op de zevende etage van het
gebouw, Stadhouderskade 21 E in Amsterdam, vlak tegenover
de woning van Harry Mulisch. Zij maakte toen al gebruik van
een traplift, want ze had ook kamers op een hogere etage, en
haar echtgenoot, mr. Van Lelyveld, zat in een zetel waar hi]
niet meer alleen uit kon. Zij schonk mij toen een prachtig ge-