KNIPSCHIP
O
O Met de ene voet in Frankrijk en de andere in België vaart ze v
"5T het ene genre naar het andere. De Waalse schrijfster Christ^
Van Acker (1961) groeide op als schipperskind. Ze woont n
met ver van de Franse grens in een klein dorp in de Gaume ,U
de provincie Luxemburg. Naast poëzie schrijft Van Acker
toneelteksten en bij diverse uitgeverijen verschenen haar essav*
romans en novellen. Ze maakt bovendien documentaires vnr.'
de RTBF en Radio France. °0r
In 2007 verscheen bij Uitgeverij Esperluète haar BATEAU-
CISEAUX, waamit ze op verzoek van de redactie enkele fra?
menten selecteerde en beschikbaar stelde voor de rubriek Taai
Ver Taal. KNIPSCHIP, zoals ik de titel vertaalde, geeft een kijkie
in wat het voor een kind betekent om op een schip te wonen
Deze aflevering van TVT vormt zo een impressie van In Wallonië
vaart een schip als tegenhanger van In Holland staat een huis.
Enkele titels van haar boeken uit de afgelopen jaren: in 2014
verscheen bij de sympathieke uitgeverij Le Dilettante lei. Ze
vertelt daarin over Belgisch Lotharingen, zoals de streek waar ze
woont ook wel wordt genoemd. Ceux que nous sommes (2016)
verscheen bij Uitgeverij Weyrich en La bete a bon dos (2018) bij
Uitgeverij José Corti. Haar succesvolle boek Domiciliés a bord
(1994), net als Knipschip gewijd aan het reilen en zeilen van de
binnenschippers, werd vorig jaar opnieuw uitgebracht. Van
Acker schrijft bepaald niet alleen over de binnenscheepvaart en
voor meer informatie verwijs ik hier dan ook naar de website
2 www.lesgrandslunaires.org
cü
01
UI
C
O
fM
(fragmenten)
Stel je voor
Je bent een schildpad. Je draagt je huis op je rug.
Een bijzondere schildpad, met een veelkleurig schild van ijzer en
hout.
Aanvankelijk zit dat schild wel lekker.
Maar, het materiaal waaruit het is samengesteld is lichaams
vreemd.
Je groeit
Je lichaam doet wat het kan om zich aan te passen.
Het is een schild voor twee schildpadden.
Jij, de kleinste, zult je moeten wegcijferen of weggaan.
En dan, op een dag verlaat je naakt het schild.
Aan elke zijde van je lichaam draag je onzichtbaar ergens de sporen
van je vader en je moeder.
De eerste steentjes die je in het water gooit, zijn een téken dat je een
andere weg zult inslaan die je ver van hen zal verwijderen.
's Ochtends, wanneer allebei mijn ouders het te druk hebben
om op mij te letten, doe ik het tuigje aan dat bestaat uit bretels
en een gordel van leer en geef hun de riem met ringen waarvan
het ene eind aan mijn tuigje en het andere aan een touw wordt
gegespt dat over de volle lengte van het schip is gespannen. Zo
kan ik over de luiken lopen zonder het risico te verdrinken.
Ik kom en ik ga.
Altijd op een dood spoor.
Zowel binnen als buiten, altijd is er dat tuigje.
Nou vraag ik je!
Niemand zal me van die plek doen vervreemden.
Ik blijf bij hen, dat is zeker.