z O Hij klimt, de luisterende man. Hij klimt van muur naar nok UJ en kruipt door wind en regen. O In elke steen en pan kerven zijn klauwen banen. Door klauteren breken zijn jaren open. Dit huis met vezels is zijn huis. Uitgangen, stoepen, trappen, nooit anders dan jg een spiegelglad bordes geweest. <3 2S Na elke storm haalt hij de kelders 22 leeg en laat het water staan. (Q Hij doet de kamers en de ramen rijpen. 0J CM ui i- UJ O Nooit meer verbijsterd is de man die maskers liefheeft om de lege ogen, om de open mond, het zwijgen en 2 de gaten die geen gaten zijn. Nooit meer is hij UI De man die bij de bron J probeert te blijven, wiens handen zonder water zijn, die tevergeefs een ademende moeder zoekt, een vrouw om te omhelzen. Nooit altijd zoekt. Lijfeigen wordt zijn stilte. Gebarsten g zal zijn warmte zijn. Explosies klinken tg zoals zijn geheugen een explosie onder water klinken doet. (3 Nooit zal hij vastlopen in de stroomversnelling van zijn eigen wonderjaren. m O

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2019 | | pagina 18