senvlaai niet kunnen waarderen."
Hij is immuun voor de blikken die mensen in de buurt op hem
werpen.
Wat later genieten we van cake en koffie. Terwijl we eten, is zijn
aandacht bij de andere gasten. Hij staart hen heel bewust aan
alsof hij probeert te raden wie ze zijn en wat ze doen.
"Sommigen zijn onecht," zegt hij plots. "Het zijn geen echte
mensen." Hij praat zachtjes en kijkt mij niet eens aan. Het
klinkt alsof hij een duivels complot heeft ontdekt.
"Werkelijk?" vraag ik. Ik veronderstel dat hij daar de een of
andere bizarre theorie over heeft, over hoe onechte mensen, de
Anderen, de niet-mensen, het werk van de Duivel zijn.
Maar hij laat het hierbij.
Drie dagen al houd ik me met Donald bezig. Er zijn geen span
ningen tussen ons, maar ook geen vriendschap. Elke ochtend
zitten we samen aan het ontbijt. Hij ontbeet ooit met zakenlui,
senatoren, wereldleiders. Nu heeft hij alleen maar mij.
Ik hoor niets meer van Van Houten. Die heeft andere dingen
aan zijn hoofd. En hij doet altijd geheimzinnig over de projec
ten waarmee hij bezig is.
Soms krijg ik met biotech te maken. Moeilijk om mee om te
gaan. Hun geest is niet helemaal menselijk en zal dat ook nooit
zijn, tenzij ze nog een diepgaande evolutie doormaken. Ze zijn
de liefdeskinderen van digi-geeks en gene-splicers van een vori
ge generatie. Het soort lui die eropuit waren de nieuwe versie
van om het even wat te introduceren, het liefst nog van leven
de en denkende dingen.
Maar het ging niet helemaal zoals gepland. Sommige biotech
zijn intelligent. Andere gewoon dom. Sommige hebben plenty
vooroordelen. De meeste houden afstand tot mensen.
Ze gaan ons niet opvolgen. Niet zoals ze nu zijn - stupide en
arrogant en vaak verward. Maar ik hoor de geruchten. Ze evo
lueren. Ze worden slimmer en mentaal meer plooibaar.
Donald en zijn politieke vrienden hadden duidelijke ideeën
over biotech. Onnatuurlijk. Dat woord kwam het vaakst voor
in hun vocabularium. Onnatuurlijk. Wat hen betrof - en al die
bekrompen, vooringenomen christenen - is alles onnatuurlijk
wat niet WASP is.
Opeens is Donald er weer, met een van die onverwachte vragen
van hem. "Weten ze wel," zegt hij, zo terloops als maar kan,
"weten ze wel dat ik geen slecht mens ben?"
"U bent geen slecht mens," zeg ik hem, op dezelfde toon.
"Dank je," zegt hij. Het klinkt gemeend.
"U bent," vervolg ik, "dom, vooringenomen, een kwezel, nar
cistisch, waarschijnlijk zelfs een psychopaat. U kent geen mo
raliteit, u bent niet geïnteresseerd in iets anders dan uw eigen
rijkdom en die van uw familie."
"Maar," zegt hij, alsof ik gewoon niet in staat ben hem te bele
digen, of hij die beledigingen niet snapt, "ik ben niet slecht."
"Waarom bent u eigenlijk hier?" vraag ik hem.
Hij kijkt weg van mij. Alsof de vraag te persoonlijk is. Hij kan
ze, wat mij betreft, interpreteren zoals hij dat verkiest. Maar in
dieper filosofische zin zal hij ze niet beantwoorden.
"Dit is het begin," zegt hij, na een pauze.
Daar zijn we dan, denk ik. We zijn aangeland bij het metafysi
sche moment, het moment waarop diepere maar subjectieve
ideeën aan het oppervlak komen drijven, terwijl alles wat
zinnig en rationeel is naar de bliksem gaat.
"Het begin," herhaal ik. "Van wat?"
"Van de menswording." Het grote woord, zonder te struikelen,
is eruit. Ik wacht op wat nog komt, maar er komt niets meer.
"En hoe," vraag ik dan maar, "worden we mens?"
Want er is iets wat hij me niet vertelt. Oh, het zal erop neer
komen dat hij mij nauwelijks wat vertelt. Ik zal de hele tijd in
het duister tasten wat hem betreft.
"Door te vergeten. Door in staat te zijn te vergeten."
Ik kijk over het plein waar we zitten. Centrum van Amsterdam.
Altijd zijn er mensen en altijd water in de buurt. Zo is Amster
dam. Maar wanneer ik mensen zie, zie ik hunkerende en schi
zofrene machines. Geen van hen heeft een ziel. Het zijn wazige
oppervlakten, het zijn spookachtige chimaera's.
Vergeten. Niet makkelijk hier in Amsterdam. Deze stad staat je
niet zomaar toe te vergeten. Er is het gewicht van de geschie
denis. Zij laat je niet vergeten wat ooit was, en wie jij zelf ooit
was.
"We blijven mensen, omdat we ons herinneren wie we ooit wa
ren," zeg ik.
"Het is anders voor diegenen die menselijk willen worden," zegt
hij.