Dankzij Franz werd de wereld van de zieken gevuld met ver
trouwde beelden. Iedere dag kwamen op hetzelfde tijdstip
dezelfde figuren vanuit het park door het raam hun kamer
binnen. Franz kon zo goed vertellen
's Ochtends was er altijd dat oudere echtpaar dat zich
verplaatste van bankje naar bankje, zoals zeilbootjes langs de
kust van haven naar haven reizen; en, om twaalf uur, dan had
je een zwerm schreeuwende meisjes: ze zaten in een kring te
lunchen en je kon hun gelach bijna horen. Er bleef er eentje
nog wat hangen met een matroos. Watje ook bijna kon horen
waren de spelende kinderen die werden geteld voordat ze
zongen bij hun rondedans.
-Ik geloof, zei Franz, ik geloof dat ik dat liedje herken.
(Want gebaren kun je net zo goed zingen als woorden.)
-Wacht eens ja dat moet dat liedje over de zevensprong
zijn.
En, zoals vroeger in de klas bij het opdreunen van de tafels
van vermenigvuldiging, begon hij voor te dragen:
Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven,
Heb je wel gehoord van de zevensprong
Wanneer er tijdens blindemannetje een meisje begon te hui
len, was de hele kamer verdrietig.
Al gauw bedacht Franz namen voor hun vrienden aan de
andere kant van het raam zodat hij beter de beelden kon op
roepen die ze al door en door kenden - en dan bedoel ik dus
dat die echt in hun hoofd zaten. Wanneer hij zei dat Anne Lise
op een bank zat te wachten, dan hoopte ieder dat Gerbrandt, de
matroos, gauw zou komen.
-En, Franz, vertel me eens, ziet kleine Erica er vandaag weer
triest uit?
-Nee, helemaal niet, antwoordde Franz, ze is totaal ver
anderd. Ze hebben haar een vrolijk jurkje aangetrokken, alsof
het feest is, en ze heeft twee flinke linten in haar haar, het
lijken wel luchtballonnen.
Alle drie vonden ze "Sint Stefanus" een geschikte naam voor
hun kerk.
Franz schepte er zoveel genoegen in om anderen plezier te
doen dat zijn gezondheid dagelijks verbeterde.
-Morgen, zei op een dag de dokter tegen hem (sprak de
dokter profetische woorden?), morgen gaan we proberen of je
kunt opstaan.
En hij liep. Eerst werd hij rond zijn bed ondersteund door
twee verplegers, als een teer vogeltje op de rand van het nest.
Maar de weken gingen voorbij, en Franz ging in z'n eentje, op
eigen benen, de kamer uit.
Het raam is voor jullie, zei hij toen hij zijn lotgenoten bij het
afscheid omhelsde.
Maar zij vreesden dat het raam zonder Franz niet meer zou
zijn wat het maandenlang was geweest. Noch Albert noch
Gabriel deden een verzoek om van bed te veranderen.
Maar, als het in de gangen van het ziekenhuis elf uur sloeg,
dachten ze allebei dat het oude echtpaar Bruder wel aan hun
rondje van bank naar bank zou zijn begonnen - en, op
sommige avonden, droevige avonden, avonden waarop ze zich
erg eenzaam voelden in de lege kamer, dan bracht hun
moeilijk te onderdrukken verdriet de mannen terug naar de
herinnering aan dat oude plein, waar de contouren van de
kathedraal zich wel zouden aftekenen als wolvenoren, zoals
Franz vroeger zei. Alle beelden die ze van de buitenwereld
hadden, waren door Franz gekleurd.
Toen op zijn beurt Albert dan ook begon te lopen, was zijn
grootste wens tot bij het raam te kunnen komen en, zijn vriend,
die nog steeds aan de andere kant van de kamer in zijn bed lag,
moedigde hem met heel zijn wezen aan.
-Nog een paar pasjes, Albert, probeer vandaag nog een paar
pasjes te doen, dan kun je morgen bij het raam gaan zitten.