Zoals je het zei in fluweelzachte
woorden, zo sloeg werkelijkheid
dood wat vanzelfsprekend bestond
Zo alledaags, terloops, alsof het om
een boodschap ging die je vergeten
was maar wachten kon
Je leefde al met ik zal nooit meer
beter worden, dus deelde je het
mee als iets dat ik al wist
Maar ik wist niets, was toeschouwer
van een journaal waar ik geen
deel aan had
Narcose op klaarlichte dag waar
ik pas uit ontwaakte toen het
echt nieuws geworden was
Een fietser, waar vandaan, gekleed
in lange, zwarte jas tegen de winterregen,
een koude snijwind die de grond verbaast,
een hoofd van verte dat niet naar een dag
I" of nacht is toegekeerd, rechtop noch half
gehoekt over het stuur gebogen, bezig,
voor het oog langzaam maar gestaag, de
kromming van een heuveltop te nemen, om
dan, eerst vaag, volledig te verdwijnen.
Was het mijn vader, moeder,
een man, een vrouw, ik zelf?
Was jij het of een ander?
Zoals een fietser bezig is
een heuveltop te nemen,
de helling op, gezien of niet,
later geen sporen op de weg,
zoals iemand opkomt, voorbij-
gaat en niet terugkeert.