De lessen zelf waren zoals ik kon verwachten. Bi] Frans oreer den we in koor 'Oü sont mes clés?' en 'On y va tous Bi) Gods dienst leerden we dat al wat we geloofden zou werken als een lamp voor onze voeten en bij gymnastiek werd ik steevast als laatste gekozen (tenzij Lem de leiding had). Ik vond het a e- maal goed. Ik meende dat er in de klaslokalen een bedompte sfeer hing maar als ik dan na de laatste les buitenkwam scheen me de omgeving al even bedompt en drukkend. Toen zag ik haar niet langer meer. Ik ging extra vroeg naar school om wat in de buurt van de hoofdingang te kunnen blijven dralen. Ook treuzelde ik aan het einde van de dag om rond te hangen bij de fietsenstallingen. Maar geen teken van Chrissy. 'Is alles goed, jongen,' vroeg vader op een ochtend. 'Ia hoor,' zei ik. Hij kauwde bedachtzaam op zijn toast met bittere marmelade. 'Wil je erover praten?' 'Er is niks aan de hand,' zei ik. 'Bullshit,' zei hij. Zijn colbert hing over de leuning van de stoel. 'Socialiseer je wel genoeg?' 'Ja,'zei ik.'Dat doe ik.' 'Mmm,' zei hij. 'Oké, nou dan zal alles wel goed zijn, als ji) het zegt.' Ik keek op mijn horloge. 'Ik moet zo weg,' zei ik. 'Nu al,'vroeg hij. 'Ik wil graag vroeg op school zijn. Huiswerk en zo. 'Ah,' zei vader. En alleen dat. In de week erop mengde ik me onder de mensen op het school plein, vroeg wat hier en daar, maar zonder al te veel succes. Iemand wist me te vertellen waar ze woonde. Ik had de fiets gepakt en was langs haar huis gereden, e - mellen waren gesloten en de voortuin stond vol onkruid. Op de oprit stond een oude Ford Kuga. Er liep een man rond in een sleets spijkerjack. Hij had een rossige baard en wilde krullen. 'Ja?' zei hij toen hij mij zag. Ik twijfelde, keek wat onwennig om me heen en fietste ten slotte verder. Uiteindelijk sprak ik mijn geschiedenisleraar aan. Ik had J een paar keer op de gang met Chrissy zien praten. Misschien kwam dat omdat hij ook de rol van mentor had. 'O, Chrissy, hè?' zei hij, een ogenblik langs me heen kijkend. 'Die komt hier niet meer. Het spijt me als ik niet meer kan zeg gen. Jullie waren vrienden, geloof ik, hè?' 'Ik weet het niet,' zei ik. 'Zoiets.' 'Ja,' zei hij. Hij knikte even alsof hem iets duidelijk werd en liep toen verder. 'Vergeet niet dat hoofdstuk te lezen over Russische staatsinrichting,' zei hij nog voordat hij een hoek om sloeg. 'Ik ga jullie jongelui morgen onverwachts overhoren.' Ik bleef tegen de muur geleund staan. De zoemer ging, wat betekende dat de lessen weer begonnen. Ergens op de boven verdieping klapte een deur dicht. En dat was het dan zo'n beetje. 'En dat was het dan,' vraagt ze. 'Was dat alles? Hij liep gewoon weg?' 'Nou ja,' zeg ik. 'Hij heeft ons de volgende dag wel degelijk on verwachts overhoord. Ik was blij dat ik dat in elk geval goed had. En, ja, dat was het dan wel, denk ik.' 'O,' zegt ze. Dan neemt ze een laatste slok van haar muntwater en zet haar glas op tafel. 'Nou, oké dan,' zegt ze. Ze staat op en loopt naar de wc. Als ze terugkomt ziet ze mij bij het raam staan. Ik heb de gor dijnen een stuk opzij geschoven en staar naar een maanloze nacht. Ik zie een paar sterren, maar niet veel. De weerman had hier eerder op de avond al voor gewaarschuwd. Ik voel dat ze wat onhandig naar me staat te kijken, niet we tend wat te moeten zeggen. En of ze wel iets moet zeggen. Ik zucht een keer en denk na over elke dag weer een beetje ouder worden. Dan trek ik de gordijnen dicht en draai me naar haar toe. 'Maak je niet druk,' zeg ik. 'Er is echt niets meer te zeggen.'

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2018 | | pagina 39