2
ik slikte zelf het dagelijks slik
geworteld in het vage vuur
slechts nu en dan een ogenblik
verlost van stroppen in de schuur
want hangen zou je eigen ik
ik wortel in dat knagend huis
van klein gebied en groot gebaar
pas in de nadag van dat kruis
werd ik mijn eigen ziel gewaar
maar nooit verviel een oude ruis
NO
Woonland in mijn hoofd,
in mijn ogen dikke slingers
gestaag over onmetelijke
pannenkoek lopend,
wegwaaischaduwstokken
die als hoge sigaren
bij de verst wegge staan
en in het gezellige
hemelhuis geklonken
in het veld gedobbeld,
stokdrommen, arums,
afgehakte vingers,
zerken en uilen
in een prachtige pleister,
de zucht ligt plat
en de heerlijkheid wordt er stommelend
in veeltreurige geuren gestoofd
en in alle eigendommen
doet het schreeuwen van het blauw
met zijn sneeuwende scheuren
achter benen kruipen