2 ik slikte zelf het dagelijks slik geworteld in het vage vuur slechts nu en dan een ogenblik verlost van stroppen in de schuur want hangen zou je eigen ik ik wortel in dat knagend huis van klein gebied en groot gebaar pas in de nadag van dat kruis werd ik mijn eigen ziel gewaar maar nooit verviel een oude ruis NO Woonland in mijn hoofd, in mijn ogen dikke slingers gestaag over onmetelijke pannenkoek lopend, wegwaaischaduwstokken die als hoge sigaren bij de verst wegge staan en in het gezellige hemelhuis geklonken in het veld gedobbeld, stokdrommen, arums, afgehakte vingers, zerken en uilen in een prachtige pleister, de zucht ligt plat en de heerlijkheid wordt er stommelend in veeltreurige geuren gestoofd en in alle eigendommen doet het schreeuwen van het blauw met zijn sneeuwende scheuren achter benen kruipen

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2018 | | pagina 30