Echt het begon gewoon met de titel van een van mijn nieuwe gedichtenf^waar ik wortel' luidde die. In het gedicht keer ,k terug naar Hilaard, het kleine Friese dorp waar ik geboren ben. Ik heb daar in twee huizen gewoond, in het eerste tot ongeveer miin zevende. Dat eerste huis lag twee onder een kap en er stonden twee blokjes naast elkaar. In het vierde en laatste huis woonden Hessel en Gwaits, die een hele vracht konqnen had den. Bovendien hadden mijn broers er op een zondag een hele gevulde koek mogen eten, daar werd bij ons tien jaar later nog met ontzag over gesproken. Achter de vier huizen langs liep een straatje, en dan had je halverwege elk blokje een regenput Ik herinner me dat ik op de regenput achter ons blok,e zat me een stekelbaars in een weckfles, die ik zelf met een hengel met kromme speld en een worm had gevangen in een sloot,e aan de andere kant van de weg dat Peet zijn slootje heette om a et een stuk weiland afgrensde dat eigendom was van Peet Wei,er, van wie we trouwens ook een geitje hadden, maar dat is weer een ander verhaal. Die stekelbaars was echt prachtig, want hi, was helemaal glad en glimmend en bruin en hi, zwom zo lekker in het water tussen de waterplantjes die ik erbi, had ge daan. En daar was Ale Terluin, die in het derde huis woonde, zijn vader had eens een haas voor ons geschoten met kerstmis, en die wilde me mijn stekelbaars aftroggelen, maar hi, kon vlei en en smeken wat hij wilde, ik hield stand in al mijn zesjarige onverveerdheid en onomkoopbaarheid en peur daar na al die. jaren nog de nodige kracht uit. Zo had ik dus een thema, 'Wortels'. En ik meende dat andere, dichters daar misschien wel mee uit de voeten konden Ik heb de dichters alfabetisch gepresenteerd, om toch iets van ordening aan te brengen, maar het blijven natuurlMk vreeswek kende anarchisten, dit overigens tot ieders tevredenheid, wan als we ergens in wortelen dan is het wel in ordeloosheid. Tsead Bruinja ging als een Ben Webster met het the»je haal en antwoordde met complexe improvisaties waarinikee wonderlijke wereld waarneem van biad enta^"<? SJ paart aan reflecties over relaties en waarin de kinderen ten J te als knoppen tevoorschijn komen, misschien omdat oude| ook weer als bomen moeten sterven of als geel geworden gr* Emma Crebolder dook de mergelgrotten bij Maastricht in, daar zag ze een grottekening waarop ooit een kind geboren werd. Met haar duiken we de historie in, de prehistorie zelfs, onder meer met maashagedissen, dat zijn monsters die je miljoenen jaren later nog kunnen verpletteren, en ze lijkt ons aan te zetten tot eerbied voor onze oorsprong, want ze adviseert ons om een hoed te dragen in de groeve en zelfs een kroon. Eppie Dam keerde terug naar zijn kinderjaren aan de hoognoordelijke Lauwerszee en neemt ons mee naar de sfeer van de 66 boeken van het protestantisme, daar horen de apocriefe dus niet bij, maar schuld en bezwaardheid wel, en ook het grijze polderslijk en een zwartgallige god de heer die met pek en veren dreigt. Hans Kloos kwam met een speciale variant, geïnspireerd op de afatische verhaspelingen van zijn dementerende moeder. Hij wierp zich als homo afaticus op de poëzietraditie, in dit geval op gelouterde verzen van Marsman en Bloem, die even mee dogenloos als teder worden gedeconstrueerd, zodat we getuige worden van lieden die met het woonland in hun hoofd gestaag over onmetelijke pannenkoek lopen dan wel, gezegend op een plezierige kier, achterlijk blij achterblijven in de Doorgaanlaan. Wie wil er nog fatisch blijven als hij heeft kennisgenomen van deze vorm van afasie? Teder is ook het gedicht dat Sjoerd Kuyper wijdt aan zijn moeder zaliger, die op een nacht zo klein was geworden dat ze door de brievenbus naar buiten klom. En zijn gedicht over Gorter - van wie zijn kinderen, naar hij me schreef, dachten dat hij wortel heette - zit vol met inspiratie, die de dichter opdeed bij de dichter, vol eerbied, want hij duidt zichzelf bescheiden aan als Gorters notulist, maar als ik me niet vergis is hij toch meer dan dat alleen. Simon Oosting zoekt naar zijn wortels in het verre Amerika, dat deze maand nog net niet ontworteld werd door de orkanen, en traceert in een café op E street profetenstemmen en een ver langen naar dancing girls, ja, dat zijn ook wortels, al gaat het hier om een glibberig houvast misschien, maar ik heb wel eens gehoord dat er planten zijn die luchtwortels hebben en die schijnen de grond ook niet altijd te raken. Zijn drieluik werd overigens aanvankelijk geschreven in het Fries en door hemzelf vertaald. Over wortels gesproken! Bij Ilse Starkenburg zien we hoe de nieuwe en de oude wortels bij elkaar komen, er lijkt in haar vers 'Wat doe ik hier eigenlijk' althans sprake te zijn van

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2018 | | pagina 26