der beiden afstandelijk. De toekomst is voor haar onduidelijk.
Ze leeft van anderen, bespiedt de vrouw aan de overkant, het
huis van de Rouets. De jonge weduwe die daar woont verlangt
naar ontsnappen. Als deze dan vertrekt blijft voor Dominique,
Nique, niets meer over: "Mijn arme Nique! Ze was heel helder,
ver-schrik-ke-lijk helder Een hele tijd duurt het te lang, lijkt
het of er geen eind komt aan de dagen, de weken zijn een
eeuwigheid met helemaal aan het eind de zondag, zondags
weer, en dan opeens niets meer, maanden, jaren, uren, dagen,
alles door elkaar, een warreling, waarvan niets overblijft."
Thema's
In veel romans zijn de hoofdfiguren, vooral mannen, getekend
door eenzaamheid, de angst voor verandering, het zoeken naar
geborgenheid, drankzucht en een neiging tot zelfdoding. Als
dertiger beschreef Simenon vaak de eenling, een jongeman, ge
jaagd op zoek naar een plaats in het leven, een identiteit. Bij
het ontbreken daarvan accepteren ze de dood, als straf bijvoor
beeld voor een zinloos begane misdaad, een absurde daad, te
vergelijken met het handelen van personen, beschreven door
de existentialistische auteur Albert Camus. Als de gruwelijk
eenzame Frank Friedmaier in de roman Het bloedspoor in de
sneeuw gevangen zit in afwachting van de doodstraf, is het als
of hij in de cel een plek voor zichzelf gevonden heeft en de
dood voor hem niet een einde is: "Hij is klaar. Hij hoeft zijn jas
niet aan te trekken. Hij is op de hoogte. Hij haast zich. Hij wil
de drie anderen die het koud hebben niet laten wachten
Kijk! Hij heeft de kraag van zijn jasje opgeslagen, net als de
anderen! En hij heeft vergeten naar het raam te kijken, hij ver
geet te denken. Het is waar dat hij later alle tijd zal hebben."
In de latere romans zijn de hoofdpersonen minder wanhopig.
Het zijn 'kleine' mannen en vrouwen, die vaak thuis of in een
afgezonderde omgeving werken: een klokkenmaker, een reclame- I
tekenaar, de chef van een klein stationnetje. Ze willen niet op- I
vallen maar door omstandigheden worden ze gedwongen aan I
het leven deel te nemen, zoals in de verhalen De weduwnaar, I
De neger en De trein.
Hoewel Georges Simenon veel vrouwen heeft gehad, meestal in, I
korte betaalde relaties, speelt erotiek als zodanig in zijn boekenj
nauwelijks een rol. De jonge hoofdpersonen hebben naast zichB
een jonge vrouw, die hen in praktische aanleg de baas is. De
echtgenotes in de latere verhalen heten plichtmatig Jeanne in
een huwelijk uit gewoonte. De grote liefde van oudere mannen
is voor jonge vrouwen, bijna meisjes nog. Zoals scheeps
eigenaar Chatelard die koestert voor de dienster Marie in een
Bretons havencafeetje.
Ondanks zijn onrust en herhaaldelijk verhuizen, koos Simenon
vaak voor locaties in zijn romans waar hij zich bijzonder thuis
voelde, zoals Parijs, La Rochelle en Bretonse vissersplaatsjes die
hij met gevoel voor sfeer en detail wist te beschrijven.
Stijl en methode
In zijn beginjaren had George Simenon zich een bijna mecha
nische schrijfdiscipline eigen gemaakt. Hij zette de omstandig
heden naar zijn hand: een busje met fijn geslepen potloden,
een aantal gestopte pijpen, de geelbruine envelop met de na
men van de personen en de lijn van het verhaal, en vooral de
afzondering. Hij maakte regelmatig wandelingen om zich in
een 'staat van genade' te brengen, de overgave aan de persoon
die hij in zich voelde. Schrijven, typen, het hele creatieve pro
ces, moest binnen een beperkte tijd zijn beslag vinden, uiterlijk
een maand. De romans van Simenon zijn nooit lang, compact,
wat ze een grote mate van echtheid geeft, als uit het leven.
Alles is intuïtie bij Simenon. De persoon is de kern, waarom
heen de omgeving 'kleeft als een nat kledingstuk'. De mannen
en vrouwen uiten zich in hun woorden eenvoudig. Gedachten
en psychologisering maken, daarvan was de schrijver over
tuigd, de personen niet authentiek. Hij zou dan ook geen intel
lectuelen opvoeren in zijn boeken. De intrige kwam op de
tweede plaats. Dit geldt zowel voor zijn romans als voor de
Maigret-verhalen. Belangrijk is de persoon, die in een crisis ver
keert, op het randje leeft. Het gevaar komt niet van buiten,
maar zit in de personen zelf, in hun middelmatigheid.
De aantrekkingskracht van het werk van Simenon is niet
het onderwerp, maar de wijze van schrijven, de stijl, waarvan
hij zelf heeft gezegd, dat de stijl het ritme is. De zinnen van
Simenon lopen in een lichte gang. Het aroma van zijn taal
bestaat uit eenvoudige woorden, materiële woorden, zoals hij
ze noemde, die iedereen kent. De omgeving, een straat, een
haven, een trein, worden treffend met enkele woorden aan-