ik dacht hoe glimlacht hij is er een bezwete hand misschien trilt het tussen ons na een drankje nog een glas duizelig zijn kamer binnengaan een vage geur en golvende gordijnen op de tweezitsbank een vochtige mond zullen zijn ogen doorschijnend worden alleen dan kan ik ongemerkt met spuug op mijn vinger zijn wezen betasten zijn er sigaretten of schulden glimmend leer in een bezemkast is er ergens een religieuze orde Hij schemert door het mossige raam maar verder dan mijn laatste geld kan de trein me niet brengen. Nog ruikt mijn haar naar coupé. Opgestuwd door reizigers met plannen en koffers beland ik op het plein met bella vista maar ook zonder muntje zie ik hem grijs en massief in het landschap staan. Hij trekt aan me als maan aan zee. Auto's houd ik staande met de berg in mijn ogen al is het niet altijd duidelijk wat je moet doen voor een lift naar de krater. De man heeft schelvisogen en een Fiat. Schuddend trekken we langs groene leegtes, sinaasappelbomen wijngaarden tot hij stopt bij de top. Onder een gaten brandende zon strekt zich een doffe stenenzee IA voor me uit O QC terwijl de ijsblokjeswind elke zweem van oranjebloesem doet verdampen. Het wringt in mij. rs. Ik speur de hemel af naar schapenwolken denkend aan klaver en koeien en een andere arm om mijn schouder.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2018 | | pagina 39