Aangemoedigd door al deze publiciteit besloot de zanger niet
alleen zijn werkterrein maar ook zijn repertoire uit te breiden
Uit die tijd stammen zijn huiveringwekkend gevoelige levens
liederen als Ik slaap vannacht wel in de schuur en Waarom kriebel
jij nooit meer op mijn rug. Liedjes met een dusdanige portie men
selijk verdriet dat het niet onopgemerkt bleef en de provinciale
VVV hem voor een tournee langs Zeeuwse kustplaatsen
contracteerde. Binnen een paar weken vierde hij grote succes
sen in Zoutelande, Domburg en Renesse. Avond aan avond trad
hij op en bracht zijn nummers zo aangrijpend realistisch dat
huilende vrouwen zich voor zijn voeten wierpen en bewegin
gen maakten die er niet om logen. Ook snotterende mannen
stelden hun gerei beschikbaar. De zanger genoot er zichtbaar
van en spoelde na ieder optreden zijn droge mond met een bor
reltje of drie vier vijf zes zeven. De Bokma kreeg geen kans om
koud te worden. Een bijkomend probleempje was dat hij na af
loop onderweg naar huis moeite had om zijn auto schadevrij te
houden, maar dat schreef hij toe aan latente vermoeidheid.
Steeds vaker moest hij Apeldoorn bellen tot het moment kwam
dat ze niet meer opnamen. Hij werd er chagrijnig van, zijn
mond werd steeds droger en hij begon nu ook vóór de op
tredens zijn keel te smeren. Vooral toen hij merkte dat hij
daardoor gemakkelijker uit zijn woorden kwam. Zijn liedjes
werden steeds frivoler en soms waagde hij zich aan improvisa
ties van bedenkelijke aard. Zo vervormde hij in Cadzand voor
een publiek van 350 Duitse vakantiegangers zijn zelfgeschreven
schlager Liebling, wo bist du doch geblieben? tot Wo ist doch mein
Fahrrad geblieben? De Duitsers waren woedend. In het nauw ge
dreven haastte de zanger zich uit te leggen dat deze uitdrukking
in Holland iets heel anders betekende. "Hier bestaat," zei hij,
"het gezegde: op een ouwe fiets moet je het leren." Het num
mer ging volgens hem over een jongeman die het had aange
legd met een veel oudere vrouw. Die noemde hij: mijn ouwe
fiets. Op een dag was de vrouw opeens verdwenen, de jongen
in tranen achterlatend. Vandaar dat de jongeman zingt: "Waar
is toch mijn ouwe fiets gebleven?" De Duitsers geloofden er
geen moer van. "Schwanzgeschichte!" riepen ze en verlieten in
optocht de zaal. Ze wilden hun geld terug. Met een dergelijk
lulverhaal moet je bij deze mensen niet aankomen. "Daar kan
mijn schouwtje niet van roken!" riep de zaaleigenaar en gooide
de zanger buiten, waar hij werd opgewacht door boze vakantie-
vierders en ternauwernood kon ontsnappen in zijn BMW uit de
zevenserie. Verhit stuwde hij de zware wagen door de bochtige
wegen van West Zeeuws-Vlaanderen en zette hem ter hoogte
van Breskens met een klap tegen een populier. De brandweer
knipte de wagen open en de zanger mocht na een weekje co
ma enkele maanden in het revalidatiecentrum nadenken over
zijn zorgelijke rijgedrag en zijn onzekere toekomst als rolstoel
zanger.
De 112 fans en zijn schoonmoeder bleven hem trouw, ondanks
zijn immobiele perspectieven. Dat was opmerkelijk. Als artiest
kun je beter springlevend of dood zijn. Iets ertussenin is niet
interessant. Toen bracht de platenmaatschappij een hiphouse-
versie uit van zijn eerste succesnummer Hou-hou-hou jij nog van
mij-mij-mij (nou zeg-nou zeg-nou zeg dat dannnn). De zanger
hoorde de verminkte versie in zijn herstellingsoord en keek
daarna lange tijd peinzend voor zich uit. Hij belde zijn vrouw.
"Ik kom naar huis," zei hij. "Dan dek ik voor twee," zei zij een
voudig. "We eten macaroni."
Een uurtje later stuurde hij zijn hybride rolstoel het tegelpad op
van zijn woning en keek recht in het gezicht van de vrouw die
hij de laatste jaren alleen maar van achteren had gezien, terwijl
ze zijn kleren inpakte. "Je bent thuis," zei ze. Hij knikte en reed
naar binnen, waar de goddelijke geur van macaroni met spek
jes hem hartstochtelijk tegemoet kwam.