DE DUIVEN oo 2 Waarom buurman Opper altijd maar in een witte overall liep qj was ons onbekend. Was hij huisschilder geweest? Maar we ver- moedden dat je daarvan niet zo doof kon worden als hij zolang we ons herinnerden al was. Misschien kleurde de overall goed 2 bij de duiven die hij hield, maar die staken eigenlijk te grauw en dus smerig af bij dit kledingstuk, dat door de verwering der lange dracht toch ook een vermoeide, grijzige tint had aange- ■H nomen. De hele zolder van Opper was ingericht voor zijn duiven. Het scheelde een hok en de dieren zaten meteen op hoogte om via de twee dakramen de wijde wereld in te vliegen, naar de verre sportbestemmingen tot in Frankrijk toe, om vandaaruit weer uitgeput maar fier terug te keren. Al deze bedrijvigheid gaf vaak een leven als een oordeel, dat in onze jongensslaapkamer heel goed te vernemen was. Ook de scherpe geuren drongen on miskenbaar binnen, en verder hadden de duiven ondanks hun legendarische oriëntatiegevoel kennelijk geen enkel besef van mijn en dijn, van de onzichtbare lijnen die de territoria van oudsher messcherp scheiden, zodat ze heel vaak ook vrijwel de hele nok van ons dak in beslag namen. Wij jongens schoten graag met onze katapulten op ze, of probeerden ze met steen tjes van het dak te knikkeren, maar het hielp allemaal niets en de beesten trokken zich er niets van aan. Nu en dan stoof wél buurman Opper naar de bosjes die onze tuinen scheidden, boog de seringen opzij en foeterde ons uit in zijn bijna onver staanbare dovemanstongval. De stront koekte overal, vage en beleefde klachten bij Opper hadden geen enkel resultaat. Het moet voor mijn ouders een nieuw en zoveelste teken zijn geweest dat zij er volstrekt niet toe deden, dat de aarde en zelfs de hemel letterlijk schijt aan hen had. Ondanks het feit dat vader zijn weerzin om in actie te komen, voortvloeiend uit zijn hekel aan welke externe com municatie dan ook, probeerde te legitimeren met de uitvlucht dat een dikke laag duivenschijt het dak en de kieren tussen de dakpannen uitstekend isoleerde, zodat de koude geen kans kreeg, nam moeder daar uiteindelijk geen genoegen mee. Im mers, buurman Opper had vorige zomer en de zomer daarvoor ook al duiven gehad, en tijdens de op die zomers volgende win ters hadden wij jongens maar al te vaak onder de dekens liggen klappertanden, de warmwaterkruik ten spijt. Het hielp niets, die stront, het was een vuile boel en de stank droeg ongetwij feld legioenen ziektekiemen ons huis binnen. Er zat niets anders op. Vader stapte op zekere avond onze voor deur uit, liep de tien meter naar de voordeur van Opper en bel de aan. De voordeur! Het was duidelijk dat het om een ernstige en mogelijk zelfs plechtige aangelegenheid ging. Maar Opper was doof en hield zich doof, en deed niet open. Vader trachtte door de gore vitrages in de duistere spelonk van Oppers voor kamer te kijken, maar kon niets ontwaren en keerde opgelucht terug. Toch wekte deze volkomen negatie zijn agressieve instincten, die dicht onder de oppervlakte lagen en na enig broeden en gepieker, een enkele nagelbeet incluis, zijn lafheid en fysieke indolentie openscheurden. Een dag of wat later kwam hij vol aplomb thuis met een luchtkarabijn, die hij had geleend bij een van zijn klanten in de polder. Moeder keurde dit initiatief met één van haar gegriefde en tegelijk zo zorgelijke uitdrukkingen af, terwijl ze zelf toch een ingreep had geëist. Daarom schreef vader fatsoenshalve eerst een briefje: Geachte heer Opper, Ondanks herhaalde klachten wilt u niets doen aan de situatie met de duiven. Ik ben verplicht zelf maatregelen te nemen. Sinds vandaag ben ik in het bezit van een jachtgeweer en ik zal vanaf morgen alle duiven die zich wederrechtelijk op de nok van mijn dak bevinden afschieten. Hoogachtend, de buurman

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2018 | | pagina 11