1 De Dender is een grens. Hier zijn we thuis, ver van de overzij. De Dender riekt nog naar de linkeroever van destijds. Aan de Dender raken de fabrieken de geur van vroeger niet meer kwijt. De Dender mondde met gemeur van moutkelder en twijnderij in de stroom uit die de tijd op slokt. De Dender is voorlopig maar wij hebben hem ingedikt, laat hij maar blijven waar we zijn, ook aan de overzij. 2 Kijk nog eens onder je arm en ga. Eén keer moet je toch gaan. je liep al te lang met niets onder je arm. Vul dat nu in met een zielen ga. Met het kind dat je was. Met de stad waarin je het kind bent ontgroeid. Met de wolken van toen. Met de grond die onder je voeten werd weggegrist. Ga als een gerucht door de straat tussen de kwade maren van weleer. Ga naar de onwelriekende rivier waar je ziel haar vleugels verloor.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 97