gedichten van mij staan en ik begon naar beneden te scrollen om een goed gedicht te vinden. Ik keek stiekem even opzij. Fien leek onder de indruk van mijn website. Mooi. Ik koos een gedicht dat ging over een meisje in de kroeg, dat tot over haar oren verliefd werd op een ander meisje en daar niets mee durf de te doen. Het gedicht leek me wel toepasselijk in deze situa tie. Ik begon het gedicht voor te lezen en vanuit mijn ooghoek zag ik Fien glimlachen. Het gaf me weer wat nieuwe moed. Toen het gedicht afgelopen was zei Fien dat ze het een mooi ge dicht vond en ze vond het knap ook dat ik gedichten kon schrijven. Ik moest natuurlijk weer opmerken dat sommige mensen dat nu eenmaal kunnen en anderen niet. Zoals de een goed is in wiskunde en de ander in taal. Fien knikte. Ik liet haar nog een gedicht lezen en stak zelf nog een sigaret op. Mijn han den trilden. Ze maakte me stervenszenuwachtig. Want Fien, mijn nieuwe vrouw, was betoverend mooi. Iedereen weet dat een mooie vrouw vroeg of laat je hart zal breken en ik wilde er alles aan doen om haar mijn hart te laten breken. Ik wist alleen nog niet hoe ik dat voor elkaar moest krijgen. Ik hoopte dat de poëzie de liefde tot leven zou wekken. Dat mijn letters het werk zouden doen. Dus ik wachtte en rookte mijn longen zwart terwijl Fien mijn gedichten las. Ooit zou ik voor haar schrijven. Fien was ondertussen uitgelezen. Ze vond mijn gedichten mooi en ze vroeg me om een sigaret. Samen rookten we, terwijl we zwijgend naar de bomen keken. Met elke seconde verloor ik meer hoop op een gebroken hart. Toen onze sigaretten tot op het filter opgerookt waren, vroeg ze of ik door het bos wilde wandelen. Ze keek me lief aan en ik knikte gretig. Alles, als ik maar bij haar kon zijn. Ze zei dat ik mijn spijkerjasje niet moest vergeten. Ze zorgde nu al goed voor me. We probeerden de ingang te vinden van het pad waar je met een wandeltocht door het bos kon beginnen, maar we hadden geen succes. We daalden af. We moesten eikaars hand vasthou den omdat het pad ook hier vrijwel onbegaanbaar was. Weer ging ik bijna onderuit. Fien lachte om me en ik schaamde me dood. Toen we beneden waren konden we gelijk weer naar bo ven. We konden de ingang van het pad niet vinden. We gaven de moed op en besloten weer terug te lopen naar waar we van-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 80