lijk in had, want zij was immers eerder die avond van me weg gelopen. "We gaan het bos in," zei ik en hand in hand liepen we het bospaadje op. Ik had de grootste moeite om niet op mijn bek te gaan, want het had flink geregend de dagen voorafgaand aan het festival en het terrein lag vol met drek. Fien had door dat ik het moeilijk had met de nachtelijke wandeltocht, maar ze zei er gelukkig niets van. Gegeneerd stuntelde ik voort tot we in het bos aangekomen waren. Het bos mocht inderdaad magisch genoemd worden. Er waren lichten opgehangen in de bomen, er brandden kampvuurtjes en er speelde een bandje. Ik legde mijn spijkerjas op een boomstam en Fien en ik gingen erop zit ten. Ik merkte toen pas hoe verlegen ik me voelde bij haar. Ik stak een peuk aan, bood Fien ook een sigaret aan, maar ze sloeg hem af dus ik zat daar maar wat aan mijn peuk te trekken naast een bloedmooie kinderarts, terwijl ik me bedacht wat ik nu in godsnaam moest zeggen. Toen zei Fien: "Romantisch plekje en keek me ontzettend zwoel aan. Godsamme, zo'n directe op merking had ik helemaal niet zien aankomen. Met overslaande stem zei ik: "Ja mooi, inderdaad", en ontweek haar blik. Ongelofelijke loser dat ik ben. Ik heb altijd mijn praatjes klaar en nu was ik veranderd in een mietje. Ik kon mijzelf wel voor mijn kop slaan vanwege mijn antwoord. Dit was een overdui delijke hint van mevrouw de kinderarts. Ik had haar verdomme verliefd moeten aankijken, haar hand moeten pakken en haar dan gezoend moeten hebben onder deze bomen met de mooie lichten. Ik was op een magische plek en ik verprutste het na tuurlijk weer. Ik durfde Fien nog steeds niet aan te kijken en zoog driftig aan mijn sigaret, terwijl ik mijzelf nog meer voor schut zette door naar de bomen te wijzen en te zeggen: "Kijk eens, die bomen." Ik keek opzij en zag Fien lief naar me kijken. Ik kon het niet aan. Ik kon het verdomme niet aan en ik verpestte mijn twee de kans door mijn blik af te wenden en mijn ogen neer te slaan. Ik stampte mijn sigaret uit en vroeg met trillende stem of ze misschien een gedicht wilde horen. Ja, graag, zei Fien en ze schoof dichter naar me toe. Ik pakte mijn telefoon erbij, die natuurlijk weer eens niet deed wat ik wilde en ik vond het no dig om te verkondigen dat ik niet kan omgaan met technische apparaten. Alsof ze daar een nat broekje van zou krijgen. Uiteindelijk kwam ik op mijn site terecht waarop wat foto's en

Tijdschriftenbank Zeeland

Ballustrada | 2017 | | pagina 79